Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Relicttheorie

betekenis & definitie

v., (biogeografie) theorie met betrekking tot het ontstaan van disjunctie.

De relicttheorie verklaart het voorkomen van overeenkomstige flora’s en fauna’s in verschillende nu geïsoleerd gelegen gebieden (disjuncte arealen) door aan te nemen dat deze flora’s en fauna’s vroeger één groot aaneengesloten verspreidingsgebied hadden, maar daar in de loop van de tijd overal zijn uitgestorven of weggetrokken, behalve in enige thans nog door die organismen bewoonde relictarealen, terwijl in sommige gevallen die flora’s en fauna’s thans hun hoofdverspreidingsgebied elders hebben. Disjuncte relictarealen ontstaan m.n. door wijzigingen in de verdeling van land en water over de aardoppervlakte. Geografische isolatie kan b.v. ontstaan door transgressie van de zee. Ook gebergtevorming kan een breuk betekenen in het areaal van een soort, klimaatverandering kan een areaalgedeelte in een woestijn veranderen enz. Op wereldschaal raakten delen van een tevoren aaneengesloten verspreidingsgebied geïsoleerd door de continent verschuiving. Van de flora en fauna die geëvolueerd waren vóór het uiteengaan van de continenten zijn thans nog overblijfselen aan weerszijden van de ontstane oceanen te vinden.

Zo komen thans buideldieren (Marsupialia) in ZuidAmerika en Australië voor, terwijl zij in het Mesozoïcum over de gehele aarde verspreid voorkwamen, en tapirs in Zuid-Amerika en Zuidoost-Azië, terwijl hun oorsprongsgebied op het noordelijk halfrond ligt. Zo heeft de Neotropis (tropen van de Nieuwe Wereld) diverse plantenfamilies gemeenschappelijk met de Paleotropis (tropen van de Oude Wereld), b.v. Annonaceae, Bombacaceae, Melastomataceae, Myrtaceae, Palmae, Piperaceae, Sapindaceae. historische plantengeografie.

Andere verklaringen voor het ontstaan van disjuncte arealen zouden nog kunnen zijn: verspreiding door vestiging in een nieuw, verafgelegen areaal (zie Iandbruggentheorie, migratie, DIERENGEOGRAFIE). Het onafhankelijk ontstaan elders van dezelfde soort, dus een polyfyletische soortvorming, wordt erg onwaarschijnlijk geacht.

< >