[Fr.], v.,
1. stijl in de Franse kunst ten tijde van het regentschap van Filips II van Orléans (1715-23), overgang van de Lodewijk xiv-stijl naar het speelse rococo;
2. zijden japonstof.
Kort na 1700 ontstond deze decoratieve stijl die omstreeks 1750 zijn hoogtepunt bereikte. De régence had eigenlijk dezelfde ornamenten als de Lodewijk x I v-stijl; deze zijn echter lichter, fijner en losser uitgevoerd dan bij laatstgenoemde stijl. De régence wordt gekenmerkt door gebogen lijnen, grotesken en cartouches. Ook in de letterkunde en de muziek vindt men dit luchtige en speelse. Tot de belangrijkste vertegenwoordigers van de régence behoorden de architecten De Cotte en Boffrand, de decorateurs Audran, Bérain en Watteau en de ebenist Cressent.
LITT. E.Dader, Epoques régence-Louis XV (1951); Y.Brunhammer en M.Fayet, Régence et Louis XV (1965).