v., het overseinen van berichten via radioverbindingen, waarbij gebruik wordt gemaakt van ‘telegrafie’-technieken.
Bij de radiotelegrafie past men twee methoden toe.
1. De over te zenden tekst wordt door een telegrafist vertaald in de morsecode. Met behulp van een seinsleutel wordt een toongenerator bediend, die bij punten een toonimpuls van korte duur en bij strepen een toonimpuls van langere duur produceert. Deze toonimpulsen worden gemoduleerd op een draaggolf van een radiozender. Aan de ontvangzijde worden de toonimpulsen hoorbaar gemaakt in b.v. een luidspreker. Ook hier moet een telegrafist de signalen weer vertalen in leesbare tekst. Door deze menselijke schakel kan echter nog onder zeer slechte ‘radiocondities’ worden gewerkt. Vanwege dit voordeel vindt deze methode nog vaak toepassing bij de scheepvaart.
2. De tekst wordt overgeseind met gebruikmaking van verreschrijvers. De door de zendende verreschrijver geproduceerde digitale signalen worden ook hier met behulp van een toongenerator omgezet in toonimpulsen waarmee de draaggolf van een radiozender wordt gemoduleerd. Aan de ontvangzijde worden via een radio-ontvanger en een demodulator de toonimpulsen omgezet in voor de ontvangverreschrijver geschikte signalen. De overgezonden tekst wordt dus in leesbare vorm ontvangen. Het bezwaar van deze ‘onbeschermde’ radioverbindingen is dat ten gevolge van atmosferische storingen de ontvangen signalen worden verminkt. Dit kan leiden tot afdruk van een verkeerd teken. Bij slechte ‘radiocondities’ wordt de tekst onleesbaar. Dit euvel wordt ondervangen bij de zgn. ‘beschermde’ radioverbindingen waarbij gebruik wordt gemaakt van speciale TOR-apparatuur (telegrafie over radio). Toepassing vindt plaats bij radiotelegrafieverbindingen tussen twee vaste punten op het land. Voor de scheepvaart is een aangepaste versie ontwikkeld, die de Simplex-TOR wordt genoemd.