o. (-s), extragalactisch stelsel dat tevens een sterke radiobron is.
Vrijwel alle melkwegstelsels zenden radiostraling uit, in de meeste gevallen vrij weinig met een totale energie-emissie in het radiogebied van gemiddeld 1031 J/s (vergelijkbaar met de radiostraling van het Melkwegstelsel). Daarnaast bestaan er extragalactische stelsels die honderden malen helderder zijn in het radiogebied (zonder optisch opvallend helder te zijn), deze radiostelsels emitteren in het radiogebied 1033—1039 J/s. Welk mechanisme deze enorme energie-emissie veroorzaakt is nog onduidelijk (quasar). Radiostelsels zijn vaak meervoudige radiobronnen, waarbij de sterkste componenten aan weerszijden van het optische stelsel gelegen zijn en niet samenvallen met een optisch object, terwijl op de plaats van het optische stelsel een zwakkere radiobron te vinden is. De afmetingen van deze radiostelsels kunnen zeer groot zijn (b.v. het stelsel 3C 236 heeft dezelfde hoekdiameter als de zon, maar staat op een afstand van 2 mrd. lichtjaar; het is het grootste object aan de hemel). Verder vindt men vaak radiostelsels onder de Seyfertmelkwegstelsels, de reuzenelliptische melkwegstelsels en de dubbele melkwegstelsels.
Verwant aan de radiostelsels zijn de quasars, waarin de verschijnselen die de radiostraling veroorzaken in nog verhevigde mate optreden. Extragalactische stelsels waarin (optisch) bijzondere dingen te zien zijn, blijken vaak een sterke radiobron te zijn. Zo is het vrijwel bolvormig stelsel M 87 met zijn blauwe jet (een straal gas die uit de kern wegloopt en veel blauwer van kleur is dan de rest van dit reuzenelliptische stelsel) geïdentificeerd met de radiobron Virgo A (een van de sterkste radiobronnen); het melkwegstelsel NGC 5128 dat gekenmerkt wordt door een brede band van donkere wolken dwars over het stelsel is de bron Centaurus A. Ook in clusters van melkwegstelsels komen veel radiostelsels voor, o.a. de kop-staart-stelsels (b.v. in de Perseuscluster).