v. (-en), het psalter (de 150 psalmen) in strofevorm. Psalmberijming wordt voornamelijk gebruikt in protestantse Kerken.
In de Rooms-Katholieke Kerk is in het algemeen de psalmvertaling volgens de Vulgata, gezongen op de wijze van de psalmodie, in gebruik.Calvijn koos de vorm van de psalmberijming teneinde de psalmen zingbaar te maken voor de gehele gemeente. De oudste Ned. psalmberijming zijn de Souterliedekens (1540). Andere bekende berijmingen zijn van Marnix van Sint-Aldegonde (1591) en van Revius (1640). De berijming van Dathenus (1566) bij de melodieën van het Geneefse psalter werd het officiële psalmboek voor de eredienst, tot 1773 (in enkele Zeeuwse gemeenten wordt Dathenus nog gepraktiseerd). Een commissie maakte in 1773 een keuze uit alle voorliggende berijmingen. In 1938 trad door de herinvoering van de ritmische structuur der psalmmelodieën de onvolkomenheid van de berijming-1773 aan het licht. In 1950 nam M.Nijhoff de psalmberijming ter hand; rond hem groepeerden zich de dichters W.Barnard, A.den Besten, C.B.
Burger, W.J.van der Molen, K.Heeroma, W.J. Schulte Nordholt en J.Wit. Zij zetten na de dood van Nijhoff (1953) het werk voort en vormden tevens de kern van dichters die de revisie van de gezangenbundel ter hand nam. Rond de dichters stond een kring van specialisten voor Hebreeuws, Ned. en melodieleer. De laatste categorie heeft zeer veel gewicht in de schaal gelegd en stelde het, voor de dichters, moeilijkste normatieve kader (A.C. Schuurman en J.van Biezen).
In 1968 werd de aldus ontstane psalmberijming aangenomen in de Ned. Hervormde Kerk en in de Gereformeerde Kerken van Nederland. Deze psalmberijming werd opgenomen in het Liedboek voor de Kerken (1973). In 1972 publiceerde de Katholieke Bijbelstichting De Psalmen, een psalmberijming van Ida G.M.Gerhardt en Maria H.van der Zeyde, getoonzet in 1975. kerklied.
LITT. S.J.Lenselink, De Ned. psalmberijmingen van de Souterliedekens tot Datheen (1959); J.W. Schulte Nordholt, Het kerkelijk lied (1972).