Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

Prunus

betekenis & definitie

plantengeslacht uit de familie Rosaceae, met 250–300 soorten bomen of heesters, die vooral in gematigde klimaten (noordelijk halfrond) voorkomen, maar ook in de tropen. Blad enkelvoudig, met gezaagde rand en kliertjes aan de voet.

Stijl 1, vruchtbeginsel bovenstandig, steenvrucht 1-zadig. Economisch is dit geslacht van groot belang door de vruchten van sommige soorten, b.v. perzik, Prunus persica (rose bloem, China); zoete kers (kriek), P. avium, wilde vormen ook in Europa, talloze rassen, b.v. de cultivar duracina, Spaanse kers, met roodachtig of geel hard vruchtvlees; zure kers, P. cerasus (b.v. meikers, uit Zuidoost-Europa en abrikoos, P. armeniaca (bloem vrijwel wit, vóór de bladeren verschijnend, uit West-Azië); amandel, P. dulcis (bloem rose, vóór de bladeren verschijnend, met niet-sappige, openspringende vruchten; uit het oostelijk Middellandse Zeebekken), kroosjes (kriekpruim, met zwartviolet, óf mirabelle, met geel vruchtvlees), P. insititia, met b.v. de cultivar Italica (Reine-Claude); pruim (kwets), P. domestica (blad van onderen min of meer behaard, uit Europa en West-Azië, talloze rassen).Als sierbomen of heesters stammen enkele soorten uit Oost-Azië en Japan, b.v. P. serratula, P. pseudocerasus, P. japonica, in honderden variëteiten, met enkele of gevulde bloemen, staande of hangende bloeiwijzen enz. P. subhirtella (Japan) wordt gewoonlijk op stam gekweekt om de in het vroege voorjaar dichtbezette takken vol rose bloemen. Terwille van het bruinrode blad wordt gekweekt P. cerasifera, kerspruim, uit West-Azië (cultivar atropurpurea, witbloemig en cultivar woodii, rosebloemig); terwille van het blijvende leerachtige blad P. laurocerasus, laurierkers (vrucht zwartachtig, bloem klein, wit, in rechtopstaande trossen). In de Benelux komen in het wild voor b.v. sleedoorn, P. spinosa (donkerblauw berijpte, wrange, rechtopstaande vrucht), waarvan ook als sierheester bepaalde vormen in cultuur zijn (b.v. var. purpurea) en vogelkers, P. padus (bloembodem van binnen behaard, trossen knikkend, vrucht zwart zonder kelk). Ingevoerd uit Noord-Amerika en hier verwilderd, soms in hinderlijke overvloed, is de Amerikaanse vogelkers, P. serotina (tros afstaand, vrucht met kelk).

Het geurige hout van P. mahaleb (‘weichselhout’) dient b.v. voor pijpestelen. Zowel P. padus als P. serotina worden in de bosbouw en aanplantingen verwerkt als bodembedekker.

< >