Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

Provinciën, Fonds der

betekenis & definitie

Belg. overheidsfonds. In België vertoont de begrotingsprocedure van de lagere overheden, nl. provincies en gemeenten (gemeentefinanciën), een grote overeenstemming met die van het rijk.

Het budget van de provincie omvat een reeks verplichte en sommige facultatieve uitgaven. Eerstgenoemde hebben betrekking op het onderhoud van het provinciaal domein (wegen, gebouwen, enz.), de dienst van de leningen en zekere liefdadigheidswerken; laatstgenoemde zijn afhankelijk van het beleid dat door de provincie wordt nagestreefd (o.a. inzake onderwijs). Een belangrijke wijziging in de ontvangsten van de provincies kwam tot stand door oprichting in 1949 van het Fonds der Provinciën, met een jaarlijkse staatssubsidie. Alle opcentiemen, behalve op de grondbelasting, werden afgeschaft. Nochtans mocht de provincie bepaalde belastingen blijven heffen (spelen en weddenschappen, rijwielbelasting enz.). De wet van 17.3.1965 wijzigde de financiering van het Fonds der Provinciën.

Een vast gedeelte van sommige directe rijksbelastingen (1,968%) werd van 1967 af aan het Fonds toegekend. Door deze maatregel werden de ontvangsten der provincies conjunctuurgevoelig. De wet betreffende de budgettaire voorstellen 1975–76 heeft een vast aandeel van het Fonds der Provinciën tot 0,933% verlaagd ten einde het groeiritme van de dotatie in overeenstemming te brengen met dat van de staatsfinanciën. De verdelingscriteria voor resp. het Vlaams en het Waals gewest en Brabant waren de bevolking, de raming van de werkingstoelagen, de lengte van de provinciale wegen en de oppervlakte. Tot de belangrijkste inkomstenbronnen van de lagere overheden behoren het Fonds der Provinciën en de provinciebelastingen, geïnd als opcentiemen op de onroerende voorheffingen.

< >