o., (-len), toestel voor het vergroot op een projectiedoek of -vlak afbeelden van een origineel.
Een projectietoestel, diaprojector, is een speciaal voor een bepaald formaat dia’s geconstrueerd projectieapparaat (6 x 6 cm, kleinbeeld enz.). Het wisselen van de dia’s gaat met een schuif of automatisch uit een cassette, eventueel na een elektrische puls (afstandsbediening), die ook afgegeven kan worden door een bandrecorder. Sommige diaprojectors hebben zelfs een automatisch werkende focusseerinrichting. Het projectieobjectief wordt in toenemende mate uitgevoerd als zoomobjectief. Als lichtbron wordt vaak de laagspanningsgloeilamp (b.v. 12 V in plaats van 220 V), en de jodiumlamp, gebruikt: zij geven ‘witter’ licht en minder warmte. Het dia tracht men verder tegen schadelijke warmte te beschermen door:
1. geforceerde ventilatie van het projectietoestel,
2. warmtefilters tussen lamp en dia,
3. infraroodwerende coating op spiegel en glasoppervlakken tussen lamp en dia,
4. reflecterende dia-omkadering, b.v. van aluminiumfolie. Een vergrotingsapparaat is een bijzondere uitvoering van een projectietoestel evenals het leesapparaat en de overheadprojector.
Een filmprojector is een apparaat dat is ingericht voor het projecteren van cinematografische films. De filmprojector beeldt de op de film aanwezige fotografieën van opeenvolgende fasen van de bewegingen in de scène, in dezelfde volgorde en met dezelfde beeldsnelheid als deze zijn opgenomen, af op een projectiescherm. Het toestel is in wezen een projector voor diapositieven, waarmee 16-24 (soms meer) beeldjes per seconde kunnen worden geprojecteerd. In de projector wordt de film beeld voor beeld, dus schoksgewijze, getransporteerd. Tijdens het verplaatsen wordt de lichtstroom onderbroken door een roterende sluiter. Het optisch systeem bevat een projectielamp, een holle spiegel (lamp-of hulpspiegel), een condensor (meestal alleen in smalfilmprojectors), het beeldvenster met masker en cadreerinrichting en een projectieobjectief.
De te projecteren film bevindt zich op de afwikkelspoel. De film wordt getransporteerd door sprockets (transportrollen of tamboers, voorzien van een of twee rijen tanden die in de perforatie van de film passen). Het bovensprocket draait met constante snelheid en trekt de film van de afwikkelspoel. Vervolgens wordt in de film een lus gevormd. In het beeldvenster wordt de film schoksgewijze voortbewogen door het zgn. opzetmechanisme (9), dat zich bij of vlak onder het beeldvenster bevindt. Gedurende de stilstandsperiode wordt het filmbeeldje geprojecteerd.
De roterende sluiter, meestal vlinder genoemd, is aangegeven door het cijfer 2. Deze vlinder is zodanig gevormd en ingesteld, dat het licht op de film valt gedurende de projectieperiode, terwijl het wordt afgesloten als de film één beeldje verder wordt getransporteerd. Hierdoor wordt de projectie van de bewegende film voorkomen. In verband met de grote lichtverliezen die o.m. ten gevolge van de vlinder optreden, zal men streven naar het gebruik van krachtige projectielampen en een goed berekende optiek. Voor matige schermbeelden (5 m) is de projectiegloeilamp bruikbaar. Gaat men daarboven of wenst men een zeer grote beeldhelderheid, dan komt alleen de met water gekoelde superhogedruk-kwiklamp, of de xenonlamp in aanmerking b.v. projectoren voor bioscopen.
Voor toepassing in theaters en bioscopen worden 16 mm projectors voorzien van dezelfde lichtbronnen als de 35 mm projectors. Voor het uitzenden van films in zwart-wit of kleuren worden in de telecineruimte van televisiestations 16 mm en 35 mm filmprojectors gebruikt die hiervoor speciaal zijn geconstrueerd. In afwijking van de gebruikelijke beeldsnelheid van 24 beeldjes per seconde worden bij deze projectors 25 beeldjes per seconde geprojecteerd omdat in de Europese televisietechniek 50 maal per seconde het beeld afgetast wordt (CCIR-systeem). Voor het Amerikaanse EIA-systeem, dat 60 maal per seconde het beeld aftast, is de beeldsnelheid 24 beeldjes per seconde en worden de projectors voorzien van een speciale vijfbladige vlinder die ervoor zorgt dat de beeldfrequentie synchroon is met de televisiebeeldfrequentie.