Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

professionalisme

betekenis & definitie

o., beroepssportbeoefening.

Een beroepsspeler (professional) verwerft zijn inkomen als geldelijke beloning per prestatie, dan wel als vast bedrag voor een aantal prestaties (contract). Een tussenvorm is een vast bedrag per periode, vermeerderd met premies voor bijzondere prestaties tijdens de contractperiode. Deze tussenvorm is het meest in zwang. In een aantal communistische landen ontvangen topsporters een staatsinkomen (staatsamateurisme).

Het professionalisme dankt zijn bestaan aan de waarde die de sportbeoefening heeft voor de passieve recreatie. Door de inkomsten afkomstig van betalend publiek (en televisierechten) o.m. aan te wenden voor een financiële tegemoetkoming aan de speler(s) hoopt men dat de prestaties beter worden. Het inkomen stelt de speler in staat zich beter in de sport te bekwamen, terwijl de geldelijke beloning tevens als prikkel voor hogere prestatie kan werken. M.n. de ontwikkeling van de televisie als medium voor een miljoenenpubliek, waartegenover aanzienlijke betalingen voor uitzendrechten en daarbij de mogelijkheid van reclame-maken via de sport voor een groot publiek (sponsoring) staan, deed het professionalisme in veel takken van sport doordringen.

Professionalisme is het langst bekend in Engeland, waar in 1885 beroepsvoetbal werd ingevoerd. Het professionalisme heeft sindsdien zo’n vlucht genomen, dat thans in enkele takken van sport topsporters in de gelegenheid zijn zich in enkele jaren een fortuin te verwerven (voetbal, tennis, golf). Het beoefenen van sport als beroepsbezigheid heeft lange tijd in brede kringen weerstand opgeroepen. Vooral in West-Europa liet de arbeidsethiek van de christelijke, geïndustrialiseerde samenleving, gevoed door een calvinistisch geïnspireerde prestatiedrang ten dienste van de individuele en maatschappelijke vooruitgang, weinig ruimte voor een positieve benadering van inkomen uit vrijetijdsbesteding, als hoedanig men sportbeoefening algemeen waardeerde. Met het toenemen van de vrije tijd, en daarmee de hogere waardering voor de sport, en mede onder invloed van de professionalisering van de (top)sport in de VS nam in West-Europa de waardering voor het gevoel van de noodzaak tot professionele sportbeoefening toe. Thans is beroepssport in het Westen een algemeen aanvaard verschijnsel.

Bezwaren worden nog gehoord uit communistische landen, m.n. omdat in die landen professionalisme zoals het voorkomt in het Westen wordt beschouwd als een vrucht van het kapitalisme, de oplossing die men daar heeft gekozen, het staatsamateurisme, vertoont veel met de beroepssportbeoefening in het Westen overeenkomende trekken. Op grond van de regels, die de oprichter van de moderne Olympische Spelen, Pierre de Coubertin, opstelde, worden beroepssporters niet tot de Spelen toegelaten. Aangezien staatsamateurs niet als zodanig worden beschouwd, kunnen zij aan de Spelen deelnemen en relatief hoge prestaties leveren, terwijl vele Westerse topsporters van de Spelen zijn uitgesloten omdat zij hun sport openlijk als hun beroep beoefenen. In het Westen valt steeds meer kritiek op die regel waar te nemen. Het toenemend professionalisme heeft als negatief bijverschijnsel groeiende meedogenloosheid bij het beoefenen van de sport of het maken van afspraken van tevoren, doordat de op het spel staande financiële belangen zeer zwaar kunnen wegen.

< >