term uit de culturele antropologie voor die volken, die in de eerste plaats het studieobject van deze wetenschap vormen, derhalve verzamelnaam voor al die volken, die leven buiten de grote westerse civilisaties en die geheel andere culturen bezitten.
Tegen de term ‘primitieve volken’, die in de vroege evolutionistische periode van de culturele antropologie in gebruik kwam, werden al gauw bezwaren gemaakt. Primitief (eerste, oorspronkelijke) wekte de suggestie dat deze volken een vrijwel onveranderd overblijfsel zouden zijn uit de tijd van de eerste menselijke samenlevingen; door bestudering van deze primitieve volken zou de westerling kunnen ontdekken hoe zijn eigen voorouders vele eeuwen, en misschien millennia geleden, moeten hebben geleefd. Deze visie bleek volstrekt onhoudbaar, doordat aangetoond kon worden dat ook de zgn. primitieve maatschappijen een voortdurend proces van verandering doormaken en dus beslist geen getrouwe weergave zijn van het menselijk leven in die vroege tijden. Met deze verandering van visie kwam ook de term ‘primitief’ in diskrediet, temeer daar deze term duidelijke bijbetekenissen met zich draagt van onwetendheid, irrationaliteit en minderwaardigheid (prelogische mentaliteit). Diverse nieuwe termen werden voorgesteld: natuurvolken, schriftloze volken, tribale samenlevingen, niet-westerse volken. Ondanks het veelvuldig gebruik van deze laatste benaming is de term primitieve volken uit de litteratuur niet meer weg te denken. Door de toevoeging ‘zgn.’ distantieert men zich dan van de negatieve bijbetekenissen.
Enkele algemene kenmerken zijn:
1. het ontbreken van een geschreven taal;
2. een maatschappelijke organisatie op basis van kleine sociale groepen, zoals clan, dorp of stam, waarbij in het algemeen verwantschap een zeer belangrijke rol speelt;
3. een betrekkelijk laag niveau van technische ontwikkeling;
4. op het economische vlak een relatief geringe arbeidsspecialisatie.
De mate waarin deze criteria van toepassing zijn, verschilt van volk tot volk en ieder volk heeft zijn eigen wijze van aanpassing aan zijn specifieke omgeving. Zo is de Eskimocultuur in vele opzichten zeer eenvoudig te noemen, maar op het gebied van de zeehonden-en walvissenjacht hebben zij een aantal uiterst vernuftige hulpmiddelen en technieken ontwikkeld. De Aborigines van Australië beschikken over een zeer eenvoudige technologie, maar zij hebben een bijzonder gecompliceerd verwantschapssysteem ontwikkeld.
LITT. P.van Ernst (red.), Panorama der volken (1964); E.Weyer, Primitive peoples to-day (ca. 1965); H.Wouters, Volken en volkenkunde (1966); A.Lommel, Prehist. and primitive man (1966; Ned. vert. Primitieve beschaving, 1968); V.L.Grottanelli (red.), Het leven der volken (1969); A.F. J.Kobben, Van primitieven tot medeburgers (1971).