o. (-koren), (ook: hoogkoor), verhoogd deel van het kerkgebouw, waar zich altaar, cathedra en zitplaatsen voor de priesters bevinden.
Van oudsher is er een afscheiding geweest tussen het priesterkoor en het overige gedeelte van het kerkgebouw (cancelli). In de middeleeuwen groeide deze afscheiding uit tot massale hekken en bouwwerken (doksaal), waardoor men nauwelijks nog enig zicht had op het altaar.
In de Byzantijnse liturgie heet de altaarruimte bema, van de overige ruimte gescheiden door de iconostase.