v. (-en), (ook: taakstellende begroting), een meer bedrijfseconomische georiënteerde vorm van de rijksbegroting, waarbij in de indeling niet de uitgaven voorop staan, maar de concrete activiteiten die met de uitgaven zullen worden verricht.
In de prestatiebegroting worden niet alleen baten en lasten in geldelijke zin geconfronteerd, maar worden de kosten geconfronteerd met prestatieeenheden. De prestatiebegroting dient bij uitstek de beheerstechnische functie van de begroting en spitst zich toe op een zo efficiënt mogelijke uitvoering van concrete taken en kosteneffectiviteitsanalyses. (zie Planning-Performance-Budgeting System). Niet zoals bij de programmabegroting staan de uiteindelijke maatschappelijke beleidsdoelstellingen voorop bij de bepaling van de output, maar veeleer de kwantificering van tussenprodukten die door overheidsdiensten worden geleverd, zoals het aantal af te leveren artsen, te verzorgen bejaarden, te bouwen woningen, land dat aan ruilverkaveling zal worden onderworpen, kilometers aan te leggen weg. In de loop der jaren is de belangstelling voor deze vorm van overheidsbegroting geïntensiveerd; zij werd o.a. in 1974 in de nieuwe Ned. Comptabiliteitswet voorgesteld.
LITT. W.Bonnema, De begroting als bestuursinstrument voor de overheidshuishouding (1973); L. Koopmans, Overheidsfinanciën (1975).