Belg. gemeente in de prov. West-Vlaanderen (arr. leper), 124,26 km2, 20000 inw. (28 % woonforensen).
Poperinge is een kleinstedelijk verzorgingscentrum voor de landelijke omgeving. De nijverheid omvat m.n. confectie,machineconstructie (hopplukmachines), veiligheidsgordels, meubelnijverheid en grafische industrie. Van het landbouwareaal (zandleemgronden) is 25 % weiland, 40 % voor graangewassen en 25 % nijverheidsgewassen (suikerbieten en hop). Er zijn drie hallenkerken van middeleeuwse oorsprong: de laatgotische Sint-Bertinushoofdkerk (15e eeuw), de gotische Onze-Lieve-Vrouwkerk (14e eeuw) en de gotische SintJanskerk (14e eeuw). Bezienswaardig zijn verder het 18e-eeuws classicistisch Huis van Merris, het 17e-eeuws barokke Skindies Hotel, het Talbot House, de Stadsschaal (16e eeuw), het Hopinstituut, het Onze-Lieve-Vrouwgasthuis (14e eeuw) en het neogotische stadhuis (20e eeuw). Brits militair kerkhof te Lijsenthoek.Op 1.1.1977 werd Poperinge uitgebreid met Proven, Reningelst, Roesbrugge-Haringe en Watou. Geschiedenis. Poperinge wordt reeds in de 7e eeuw vermeld als bezitting van de Sint-Bertijnsabdij van Sint-Omaars. In 1147 kreeg Poperinge een stadskeure. Het stadje kende in de 13e — 14e eeuw een bloeiende lakennijverheid. Nadien had Poperinge veel te lijden van branden en belegeringen.