v./m. (poten), (plantkunde), stekje, loot; jong boompje.
(e) De poot, een 3-6 m lange top of zijtak, gehakt uit het bovenste deel van een pas gekapte →populier of →wilg, wordt vrij diep (liefst tot op het grondwater) in de grond gestoken, waardoor hij wortel kan schieten en uitgroeien tot een nieuwe boom. Tegenover het voordeel van snel aanslaan van een goedkope, grote ‘boom’ staat het bezwaar dat men geen waarborg heeft omtrent de rasechtheid. Verjonging door poten wordt daarom vrijwel alleen door boeren en andere, meest kleine grondeigenaren op eigen terrein toegepast; openbare lichamen geven de voorkeur aan beworteld rasecht, geëtiketteerd plantmateriaal.