m. (-’s), (ook: bergleeuw, zilverleeuw) Felix concolor, de grootste van de kleine katten (familie katachtigen).
(e) De poema bewoont een enorm gebied in de Nieuwe Wereld van zuidelijk Canada tot Vuurland. In dit gebied treedt veel variatie in grootte en huidkleur op. In de tropen zijn poema’s klein, in koelere streken kunnen zij bijna zo groot als een panter worden. Lichaamslengte 1,05–1,25 m (staart 75–90 cm); schouderhoogte 65–78 cm; gewicht tot 115 kg. Poema’s zijn effen grijsachtig bruin van kleur en opvallend slank van bouw. De prooi, voornamelijk herten (maar ook kleinere dieren als hazen) wordt veelal vanaf een boomtak besprongen.
De poema is niet gevaarlijk voor de mens, tenzij in het nauw gedreven. Over grote gebieden is hij uitgeroeid (als jachtconcurrent of wegens het sporadisch aangrijpen van vee). Het enorme verspreidingsgebied geeft echter talrijke kansen tot overleving. Levensduur: maximaal 20 jaar. Na een draagtijd van ca. 3 maanden worden 1–3 gevlekte jongen geboren. Het jeugdkleed, waarbij de staart geringd is, verdwijnt geleidelijk en wordt dan vervangen door de effen huidskleur van de volwassen dieren.
LITT. S.P.Young en E.A.Goldman, The puma (1946).
