v./m. (mv.), Felidae, familie van roofdieren, ca. 37 soorten omvattend, grotendeels kosmopolitisch in hun verspreiding (behalve Madagaskar en het Australisch gebied).
(e) De katachtigen worden gekenmerkt door een ronde kop met korte kaken, waarin grote en spitse hoektanden en goed ontwikkelde scheurkiezen, terwijl de daarachter liggende kiezen sterk gereduceerd zijn. Zij vangen hun prooi met de voorpoten, in tegenstelling tot de hondachtigen, die hun prooi met hun kaken bemachtigen. De gekromde klauwen zijn intrekbaar; de voorpoten hebben vijf, de achterpoten vier tenen. De wervelkolom is zeer buigzaam (goede springers). Gehoor en gezicht (spleetvormige pupil) zijn goed ontwikkeld. Alle katachtigen zijn vleeseters, voornamelijk levend van zelf gevangen gewervelde dieren.
Onder de uitgestorven vormen zijn vooral de holenleeuw en sabeltijger bekend geworden. De recente katachtigen worden in vier geslachten ondergebracht: Felis (de kleine katten), Panthera (de grote katten), Neofelis (de nevelpanter) en Acinonyx (de jachtluipaard); de laatste twee als afwijkende vormen. Er bestaat geen eenheid van opvatting over de indeling van de katachtigen. Soms worden de lynx (Lynx) en de sneeuwpanter (Uncia) als eigen geslachten opgevat. Het geslacht Felis is het soortenrijkste en omvat o.a. de apart behandelde soorten →caracal, →goudkatten, →jaguarundi, →lynx, →ocelot, →poema, →serval, →wilde kat.
Daarnaast kent men nog een aantal kleine katten van tropische landen, die door hun nachtelijke of anderszins verborgen leefwijze nauwelijks bekend zijn. Wij noemen hier terloops het dwergof tijgerkatje (Felis bengalensis) van Zuidoost-Azië en de kleine zwartvoetkat (Felis nigripes) van Zuid-Afrika. De iriomotekat (Felis iriomotensis) werd pas in 1965 op de Rioe-Kioe Eilanden bij Japan ontdekt. De grote katten (geslacht Panthera) of zgn. brulkatten omvatten slechts vijf soorten: →jaguar, →leeuw, →panter, →sneeuwpanter en →tijger. Daarnaast worden →nevelpanter en →jachtluipaard apart behandeld.
LITT. P.Leyhausen, Verhaltensstudien an Katzen (1960); A.Denis, Cats of the world (1964); H. Petzsch, Die Katzen (1968); M.Boorer, Wild cats (1969); R.F.Ewer, The carnivores (1973); C.A.W. Guggisberg, Wild cats of the world (1975).