m. (-’s), honderas, dat gerekend wordt tot de brakken, maar overeenkomst vertoont met een bastaardgreyhound met staande oren.
(e) Podenco’s zijn afstammelingen van faraohonden en zijn in Spanje en Portugal inheems.
Podenco espagnol heeft een schouderhoogte van ca. 62 cm, korte beharing, die aan de romp iets langer is dan aan de hals en oren. De staart is lang en heeft een haakvorm. De oren staan overeind; kleur is oranje met wit.
Podenco bicenco komt voor op de Balearen. De schouderhoogte van de reu 60–66 cm; die van de teef is iets kleiner. De oren staan, de vacht is kort behaard. De kleuren zijn rood, zandgeel, rood en geel met wit. De staart krult.
De podenco portugues komt voor in drie grootten en twee haarvariëteiten. De schouderhoogten zijn, voor het grootste van de drie rassen ca. 55–70 cm, het middenslag ca. 50–55 cm en voor de kleinste vorm ca. 20–30 cm.
In Portugal worden deze honden voor de jacht gebruikt. Alle podenco’s zijn van karakter levendig, alert, vriendelijk en gemakkelijk; nooit agressief.