plantengeslacht uit de familie Gramineae, met ca. 300 soorten éénof meerjarige grassen, die in de gematigde streken voorkomen. Bloeiwijze een dikwijls gedrongen pluim.
Aartjes meerkleurig, niet genaaid, het onderste kroonkafje (lemma) vaak aan de voet met wolharen, afvallend bij rijpheid te zanten met het bovenste (palea) en de leden van de aarspil. In de Benelux komt een twaalftal soorten voor, b.v. Poa annua, straatgras (tussen bakstenen), in vochtig loofbos, P. nemoralis, schaduwgras (tongetje bijna ontbrekend, soms de halm bijna een meter lang), P. pratensis, beemdgras (tongetje kort, afgeknot, lange uitlopers), een algemeen weidegras; P. trivialis, ruw beemdgras (tongetje lang en spits, bladscheden ruw).