m. (mv.), Charadriiformes, een vogelorde (klasse vogels).
(e) De orde plevierachtigen omvat 15 families: de jacana’s, krabplevieren, scholeksters, ibissnavels, kluten, grielen, vorkstaartplevieren, plevieren, standlopers, kwartelsnippen, zuidpoolkippen, jagers, meeuwen, schaarbekken en alken. De eerste 11 families, die samen de onderorde Charadrii vormen, bestaan uit kleine tot middelgrote vogels, die meestal op de grond broeden. Zij komen veelal in de buurt van water voor, zowel zoet als zout water. De meeste soorten bewonen open gebieden, een aantal moerassen en enkele bosgebieden. Zij kunnen in het algemeen goed lopen en uitstekend vliegen. De snavel is aangepast aan het boren in (zachte) grond.
De achterteen is klein of ontbreekt. Bij sommige soorten zijn de voortenen van webben voorzien. Buiten het broedseizoen vaak in groepen; vele soorten zijn trekvogels. De grootste families zijn de plevieren en strandlopers.
De jagers, meeuwen en schaarbekken, die samen de onderorde Lari vormen, zijn tamelijk kleine tot vrij grote vogels. Zij hebben webben aan de tenen en meestal een wit verenkleed. Het zijn bewoners van zeekusten, binnenwateren en moerassen. In hoge mate sociale vogels en broeden vaak in kolonies. De uit 1 familie (alken) bestaande onderorde Alcae bestaat uit vogels die zijn aangepast aan het zwemmen onder water.