[Gr. plasma, het gevormde, luo, losmaken], v., het losraken van de protoplast van de celwand bij sterk waterverlies, wat leidt tot verdwijnen van de turgor (slap hangen, verwelken) van het planteorgaan (blad, stengel). Aangezien de cel een osmotisch systeem is (een oplossing omgeven door semipermeabele membranen, de ectoplast en de tonoplast) kan men het verschijnsel ook kunstmatig opwekken door de cellen in een sterke, hypertomsche oplossing te leggen.
Naarmate het celsap meer geconcentreerd is, heeft men een sterkere oplossing nodig.Plasmolyse is dus een middel om de osmotische waarde van het celsap te bepalen. Het verschijnsel is omkeerbaar, d.w.z. dat bij vervanging van de oplossing door water, deplasmolyse en turgorherstel optreedt. De snelheid waarmee dit geschiedt is een maatstaf voor de permeabiliteit van de membranen voor water, een eigenschap die in de natuur variabel is, en die door voorbehandeling van de cellen met zwakke zoutoplossingen ook kunstmatig beïnvloed kan worden. Met eenwaardige ionen (b.v. kalium) kan men de doorlatendheid verhogen, terwijl tweeen meerwaardige ionen (b.v. calcium) de membranen verdichten (ionen-antagonisme). Bestudering van de plasmolyse heeft tot belangrijke conclusies omtrent de structuren van de membranen geleid.