door de gebruiker te dragen middelen ter bescherming tegen ongewenste invloeden van de (werk-)omgeving. Deze middelen moeten aangepast zijn aan de omstandigheden.
Tegen vallende voorwerpen wordt bescherming verkregen door een helm, meestal van kunststof, dus licht en sterk, en zgn. veiligheidsschoeisel met versterkte zool en stalen neus. Tegen rondvliegende spanen en vonken wordt o.a. bij de metaalbewerking gebruik gemaakt van kappen met een doorzichtig vizier of goed tegen het gelaat aansluitende brillen. Volledige kleding en handschoenen beschermen de huid tegen b.v. chemische invloeden. Maskers worden gedragen indien de atmosfeer ter plaatse schadelijk is voor de luchtwegen, b.v. in verfspuitcabines. Gecombineerd met speciale kleding en luchttoevoer van buiten vindt het masker toepassing in staalgritcabines, in de chemische industrie en daar waar besmettingsgevaar door radioactieve stoffen bestaat. Ook de brandweer kent persoonlijke beschermingsmiddelen in verschillende vormen, aangepast aan de specifieke gevaren van diverse typen branden.
Bestaat er gevaar voor omlaagstorten van de gebruiker dan is een riem, of harnas met een vanglijn het aangewezen middel. Handcrèmes worden toegepast ter bescherming van de handen en vergemakkelijken het reinigen. Daar waar het werk gepaard gaat met een zeer sterke lichtuitstraling, lassen en bij ovens, gebruikt men brillen met donker gekleurde glazen, voorschoten en eventueel handschoenen.