plantengeslacht uit de familie Gramineae, met ca. 140 soorten, inheems in de (sub)tropen. Het zijn een-of meerjarige grassen met een aarvormige bloeiwijze.
De aartjes zijn vaak bijna verborgen door de dichte massa borstels, die rond de aartjes staan en die bij rijpheid te zamen daarmee afvallen. In Afrika en India wordt parelgierst, Pennisetum spicatum, als pap gegeten. Het zaad van deze grassoort wordt in het Westen als vogelvoer gebruikt. In Afrika vormt het olifantsgras, P. purpureum, vrijwel ondoordringbare grasjungles (tot 4 m hoog). Ook komen fraaie siergrassen voor die in de Benelux worden aangeplant, zoals het borstelveergras, P. villosum, met dichte, witte aren (inheems in tropisch Afrika) en P. macrourum met een ca. 30 cm lange bloeiwijze (inheems in Zuid-Afrika). In warme klimaten fungeert P. rnacrostachyum als tuinplant.