Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

peiling

betekenis & definitie

v. (-en),

1. het peilen, b.v. de diepte van iets,: de peiling van het vaarwater, van een wond;
2.het op-peil-brengen van de waterstand: de molenaars moeten acht geven op de peiling van het boezemwater;
3. waarneming van de kompasstreek waarin men iets aanschouwt: nemen; iets in de peiling nemen;

Peiling op de breedte, op de lengte; (oneig.) iets of iemand in de [eiling hebben, krijgen, in het oog, in de gaten hebben, krijgen; de plaats van iets bepalen, hetzij om de eigen positie vast te stellen dan wel om contact te krijgen;

onderzoeken van de waterdiepte.

scheep-en luchtvaart. Onder de peiling van een punt verstaat men de hoek tussen de noord-zuidlijn en de richting waarin een punt vanuit de waarnemer wordt gezien. Dit punt wordt gepeild met behulp van een op het dekglas van het kompas geplaatst peiltoestel, dat draaibaar is om een precies in het middelpunt van dit glas en dus ook recht boven het middelpunt van de kompasroos aangebrachte pen. Door het draadvizier van het toestel op het te peilen punt te richten en direct erop de stand van de door een draad aangegeven middellijn van het toestel op de kompasroos af te lezen, heeft men de kompaspeiling van het bewuste peilpunt verkregen. Wordt bij het peilen gebruik gemaakt van een magnetisch kompas, dan dient op de gemeten hoek eerst de kompasfout en vervolgens de variatie te worden toegepast om de gemeten hoek te herleiden tot de ware peiling.

radiotechniek. Men kan een peiling ook verrichten met radioapparatuur omdat radiogolven zich rechtlijnig voortplanten en het zendstation dus ligt in de richting waaruit men deze golven ontvangt. Ook is het mogelijk op deze wijze de plaats te bepalen waar men zich bevindt indien men van twee zendstations, waarvan de plaats bekend is, de richting bepaalt waarin deze zich bevinden. Op de kaart geeft het snijpunt van de lijnen naar beide stations de plaats aan waar men zich bevindt (plaatsbepaling door kruispeiling). Deze methode wordt veelvuldig toegepast door schepen en vliegtuigen. Om de richting te bepalen waaruit men golven ontvangt, maakt men gebruik van antennesystemen die een eenzijdige karakteristiek hebben, d.w.z. één richting hebben waaruit zij de sterkste ontvangst geven.

Door draaien van dit antennesysteem kan men dus de richting van de sterkste ontvangst bepalen. waterbouwkunde. Op rivieren en kanalen heeft peiling plaats in een roeiboot (peilboot), die getrokken wordt langs een draad die dwars over het water is gespannen (peildraad). Het peilen van de diepte geschiedt met een peilstok en bij grotere diepte met een peillijn of peillood. Bij zeer brede stromen en op zee kan men niet langs een draad peilen; men peilt daar in bepaalde lijnen, zgn. (peil)raaien, en op nagenoeg gelijke afstanden. Indien men niet in raaien kan peilen en toch een diepte moet vastleggen, peilt men op de sextant, d.w.z. dat men door middel van een sextant (of decca-navigatiesysteem) de plaats van de peiling vastlegt, b.v. aan twee kerktorens. Aangezien het doel van een peiling niet zozeer is het kennen van de diepte als wel de hoogteligging van de bodem, moet men tijdens een peiling steeds de hoogte van de waterstand opnemen en bij de uitwerking van de peiling daarmee rekening houden. Het meten van bodemprofielen van de grote rivieren wordt gedaan met behulp van zelfregistrerende echolodingen.

< >