Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

pees

betekenis & definitie

v./m. (pezen),

1. (anatomie) het taaie, uit bindweefsel bestaande gedeelte van een spier, waarmee deze aan het skelet is vastgehecht;
2. snoer van samengevlochten darmen of draden: de van een boog; (zegsw.) hij heeft meer pezen op zijn boog, hij heeft meer dan één middel om iemand te overreden, zich door een moeilijkheid te slaan enz.;
3. (visserij) touwwerk dat langs de rand van een groot netwerk wordt bevestigd en waardoor het netwerk in het vereiste model wordt gehouden, b.v. de boven-, onderen zijpezen van een trawl. De pees bestaat uit collagene bindweefselbundels, die evenwijdig aan elkaar gerangschikt zijn. De pees is niet rekbaar en niet elastisch. Aan de ene zijde eindigen de spierbundels tussen de bindweefselbundels van de pees, worden daardoor ontsponnen en zijn er op die wijze zeer stevig mee verbonden; aan de andere zijde gaan de peesbundels onmiddellijk in het beenvlies (periost) over en dringen een eind het been binnen. Tussen de peesbundels liggen sensoren die de spanning in de pees kunnen registreren en zo de kracht van de spier helpen regelen.

< >