Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

pauk

betekenis & definitie

v./m. (-en), (ook: keteltrom), muziekinstrument van hout of koper, soms van zilver, dat op een van onderen rond toelopende ketel lijkt, met een dierevel of met een kunststof bespannen, waarop geslagen wordt met twee stokken, voorzien van kleine ballen.

Pauken behoren tot de slaginstrumenten. Het vel kan door middel van stemkrukken, een soort schroeven, strakker of losser worden gespannen, waardoor de pauk op verschillende toonhoogte kan worden gestemd. In 1821 vond J.C.N.Stumpff (Amsterdam) de pedaal-of machinepauk uit, die sneller stemmen mogelijk maakte. De pauken met de trompetten vormden tot in de barokmuziek (G. F.Händel, J.S.Bach) een eenheid, die de feestmuziek aan de vorstenhoven verzorgde. Grote symfonieorkesten hebben drie pauken. De stokken hebben stoffen (vilt, flanel), leren of houten balvormige uiteinden, die zorgen voor een doffe of droge klankkleur van de paukenslag.

< >