Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

palmpaas

betekenis & definitie

m. (-pasen), versierde en van allerlei lekkernijen voorziene stok, waarmee kinderen op de morgen van palmzondag rondlopen.

Bij de palmzondagprocessie, waarbij in de middeleeuwen een houten Christusbeeld op een ezel door Jeruzalemvaarders (personen die het H. Graf e.a. plaatsen van het H. Land hadden bezocht) over de straat werd rondgevoerd, droegen alle deelnemers groene takken, de zgn. palmen, in de hand. Ongeveer in dezelfde tijd valt het feest van de meiboom (meigebruiken); in verband met deze gelijktijdigheid ontstond vermenging; de palmen van de processie verving men door versierde en met lekkernijen behangen meiboompjes. Vroeger werd de palm in de kerk gezegend, nu is de datering op palmzondag nog de enige band met de Kerk. De gezamenlijke ommegang, die de kinderen in navolging van de palmzondagprocessie hielden, bleef het best bewaard bij de bevolking van oostelijk Nederland, voornamelijk in Zuidoost-Drenthe.

In zijn eenvoudigste vorm is de palmpaas (paasstok, palmhaantje, haantjepik, palmpasenhaantje, pasenpik, haantje, eendje, zwaantje, krakeling, palm, palmzondag) een met palmtakjes versierd broodvogeltje op een stok; de vogel was oorspronkelijk een levende vogel, die bewaard bleef in de pinkstermeiboom te Schiermonnikoog, de zgn. kallemooi (pinkstergebruik). Men onderscheidt twee hoofdtypen: de palm met de lange stok, die allerlei lekkernijen als sinaasappels, krentenbroodjes, vijgen enz. doorboort (Friesland, Utrecht, Noord-Holland) en de palm met vlechtvormige broodkrans, die horizontaal of verticaal ‘op den stok’ of ‘op den tak’ wordt rondgedragen (Groningen, Overijssel, Drenthe, ook wel in Noord-Brabant).

LITT. S.v.d.Molen, Levend volksleven (1961).

< >