bn.,
1. over, nog voorhanden, nog niet verbruikt, nog resterend (thans alleen attr.): de overige
medicamenten; de overige dagen, de dagen die nog overblijven;
2. (in attr. en zelfst. gebruik) ander,
verder: de overige mensen; zelfst.: laten wij vast gaan, dan zullen de overigen wel volgen; voor het overige, voor de rest, overigens.