(haalde over, heeft overgehaald),
1. over iets anders heen halen m.n. van lijnen met een tekenstift enz. eroverheen gaan;
2. over een andere zaak heen halen om het aan de andere kant te brengen: een plank — (b.v. over een muur); (breien) de ene steek over de andere halen of doen komen; schuiten bij een overhaal of overtoom van het ene water in het andere brengen;
3. (scheikunde) destilleren;
4. (bij het biljarten) een bal doubleren;
5. iemand bewegen zich bij een partij enz. aan te sluiten; iemand bewegen, bepraten, overreden enz. tot een mening, handeling enz.: hij laat zich —;
6. (van een veer) spannen: de haan —; een hendel —; omleggen.