(stemde overeen, heeft overeengestemd),
1. dezelfde stem, dezelfde toon hebben: de viool met de piano stemmen niet overeen;
2. stroken, kloppen met: hun verklaringen stemmen niet overeen; zijn woorden stemmen niet overeen met zijn handelingen; ook in de zin van gelijken, grote gelijkenis vertonen;
3. van hetzelfde gevoelen zijn: in één opzicht stemmen wij overeen.