I. bn. en bw.,
1. gelijkenis vertonend, soortgelijk, eender: in de drie eerste evangeliën vindt men veel overeenkomstige plaatsen; op overeenkomstige wijze;
2. dezelfde plaats innemend als een andere zaak in haar verband, corresponderend: een overeenkomstig geval; (meetkunde) de overeenkomstige hoeken van twee gelijkvormige driehoeken;
3. overeenstemmend, strokend, niet in strijd zijnde met iets anders: overeenkomstig met het spraakgebruik van Cicero;
II. vz., in overeenkomst met volgens: overeenkomstig de wet; hij werd overeenkomstig zijn hoge rang ontvangen; dat is overeenkomstig de waarheid.