(overbrugde, heeft overbrugd),
1. een brug over iets heen bouwen: een rivier overbruggen; (fig.) een kloof toenadering bewerken; ook met wat de verbinding maakt als subject: het viaduct dat de rijweg overbrugt;
2. (fig.) een voorziening aanbrengen tussen twee niet-aansluitende toestanden of functies.