o. (-ven), misdrijf tijdens de oorlog gepleegd, in strijd met de wetten en gebruiken van de oorlog.
Oorlogsmisdrijven zijn te onderscheiden in oorlogsmisdrijven in ruimere zin en oorlogsmisdrijven in engere zin. Onder de laatste, de eigenlijke oorlogsmisdrijven, moeten worden verstaan handelingen tijdens een oorlog gepleegd en strafbaar, omdat zij in strijd zijn met het oorlogsrecht. In ruimere zin vallen onder oorlogsmisdrijven eveneens misdrijven tegen de vrede en die tegen de menselijkheid. In het charter voor de Internationale Militaire Rechtbank, opgericht op 8.8.1945 (Agreement van Londen), werden de oorlogsmisdrijven verdeeld in drie categorieën:
1. misdrijven tegen de vrede, m.n. het voorbereiden, beginnen en voeren van de aanvalsoorlog of een oorlog, waarbij internationale verdragen of beloften worden geschonden;
2. oorlogsmisdrijven, nl. schendingen van de wetten of gebruiken van de oorlog, zoals moord op, mishandeling of deportatie voor slavenarbeid van de burgerbevolking van bezette gebieden, moord op en mishandeling van krijgsgevangenen, het doden van gijzelaars, plunderingen; verder ook: niet door militaire noodzaak gerechtvaardigde verwoestingen;
3. misdrijven tegen de menselijkheid, nl. onmenselijke handelingen tegen de burgerbevolking vóór of gedurende de oorlog gepleegd, alsmede vervolgingen op grond van ras, politieke of godsdienstige overtuiging. Voor deze oorlogsmisdrijven hebben tal van personen in het proces van Neurenberg terechtgestaan en zijn velen veroordeeld. Ook het Tribunaal te Tokio inzake Japanse oorlogsmisdrijven, heeft dezelfde omschrijving van oorlogsmisdrijven aanvaard, zie internationaal strafrecht,oorlogsstrafrecht.