v., in het algemeen alle letterkundige werken die onder invloed van het oorlogsgebeuren zijn ontstaan of hierover handelen.
Men kan onder oorlogslitteratuur b.v. Homeros’ Ilias rekenen en het Roelantslied, evenals de tijdens de Napoleontische oorlogen geschreven oden van E.C.von Kleist. In engere zin slaat het begrip op de werken die betrekking hebben op beide wereldoorlogen. Een deel van deze litteratuur is in de oorlogsjaren ontstaan, maar het meeste en vaak ook beste is geschreven na afloop, wanneer afstand tot het onderwerp kon worden genomen. Het zijn veelal waarnemingsromans, waarin naast het reportageelement ook persoonlijke emoties en ideeën zijn opgenomen. In de werken die in de oorlogsjaren zijn geschreven spreekt het propagandistische, patriottische en directe reportage-element doorgaans een grote rol, terwijl in de litteratuur van na de oorlogsjaren elk propaganda-element ontbreekt en ruimte is gegeven aan objectieve beschouwing, al is er dikwijls een pacifistische tendens.
Met de Eerste Wereldoorlog deed zich een ontwikkeling voor die maakte dat de oorlog niet langer als een nobele en heldhaftige zaak werd verheerlijkt. De romanfiguren waren niet langer dappere helden, maar ondergeschikte personages in een even absurde als wrede onmenselijke aangelegenheid, waarin soldaten niet meer doen wat zij moeten doen, maar er bovenal op uitzijn het vege lijf te redden. Zij werden tot antihelden, zoals in Vom Westen nichts Neues van E. M.Remarque (1929). In de moderne oorlogvoering zijn zin en rechtvaardiging voor de gewone soldaat ver te zoeken. Deze afkeer van de oorlogvoering heeft vooral in de Tweede Wereldoorlog geleid tot duidelijke ironie en scepsis, of zelfs kritiek op meerderen.
In de litteratuur heeft dit haar neerslag gevonden in humoristische satiren, b.v. A bell for Adano van John Hersey (1944).
Belangrijke oorlogslitteratuur over de Eerste Wereldoorlog is o.a. H.Barbusse, Le feu (1916); G. Duhamel, Vie des martyrs (1917); B.Cendrars, J’ai tué (1918); U.Sinclair, Jimmie Higgens (1919); J. Dos Passos, Three soldiers (1922); H.von Carossa, Rumänisches Tagebuch (1924); A.Zweig, Der Streit um den Sergeanten Grischa (1927); E.Glaeser, Jahrgang 1902 (1928); R. Aldington, Death ofa hero (1929); F.Manning, The middle parts of fortune (1929); E.Wiechert, Jedermann (1930); E.Hemingway, A farewell to arms (1932); L.F.Céline, Voyage au bout de la nuit (1932). De Engelse dichters W. Owen en S.Sassoon verzetten zich in deels satirische poëzie, maar ook wel in droef-opstandig proza tegen de zinloze moordpartijen in de oorlog.
De litteratuur over de Tweede Wereldoorlog is door het nog ingrijpender en veelomvattender karakter van deze oorlog aanzienlijk uitgebreider. Er komen ook meer schakeringen van het oorlogsgebeuren in tot uitdrukking, zoals het ondergrondse binnenlandse verzet en de morele desintegratie van de burgerbevolking. Een belangrijke plaats wordt bovendien ingenomen door het gebeurde in de concentratiekampen en de uitroeiing van de joden. Daar de grote stroom litteratuur over deze oorlog nog steeds aanhoudt is het vooralsnog onmogelijk er een afsluitend, samenvattend overzicht van te geven. Volstaan wordt derhalve met de opsomming van enkele belangrijke en bekende werken.
NEDERLAND: Berijmd verzet (1944); A.Coolen, Bevrijd Nederland (1945); M.Dekker, De laars op de nek (1945); A.Herzberg, Amor fati (1945); B. Voeten, Doortocht 1940— 45(1946); T.de Vries, De laars (1946); W.Corsari, Die van ons (1946); A.Berendsen, Vrouwenkamp Ravensbrück (1946); C.
Asscher-Pinkhof, Sterrekinderen (1946); J.Cohen, Mensen met sterren (1946); M.Coutinho, De stille strijd (1946); V.Sirolf, De viersprong der grote wegen (1948); S. Vestdijk, Pastorale 1943 (1948); R.van Aerde, Bezet gebied (1946); W.F.Hermans, De tranen der acacia’s (1949); N.Rost, Goethe in Dachau (1948); S.Prins, De groene jas (1949); A.Frank, Het achterhuis (1949); A.Kossmann, De nederlaag (1950); G.K.van het Reve, De ondergang van de familie Boslowits (1950); W.F.Hermans, De donkere kamer van Damocles (1958).
BELGIË L.P.Boon, Mijn kleine oorlog (1946); G. Walschap, Zwart en wit (1948); H.Lampo, De ruiter op de wolken (1949); W.Ruyslinck, Wierook en tranen (1958); A.Demedts, De levenden en de doden (1959).
FRANKRIJK: A.de Saint Exupéry, Pilote deguerre (1942); A.Malraux, Les noyers de VAltenburg (1943); A.Camus, Lettres a un ami allemand (1943— 44); P.Éluard, Le rendez-vous allemand (1945); J. P.Sartre, Les chemins de la liberté (3 dln. 1945-49); M. Aymé, Le chemin des écoliers (1946); J.L.Curtis, Les forêts de la nuit (1947); A.Schwarz-Bart, Le dernier des justes (1958); René Hardy, Amère Victoire (1958); L.F.Céline, Nord (1960).
DUITSLAND: T.Plievier, Stalingrad (1945); E. Wiechert, Der Totenwald (1946); H.W.Richter, Die Geschlagenen (1949); H.BölI, Wo warst du Adam (1952), Haus ohne Hüter (1954), Billard um Halb Zehn (1959); I.Scholl, Die weisse Rosé (1953). ITALIË: E.Vittorini, Uomini e no (1945); C. Malaparte, Kaputt (1949).
ENGELAND-AMERIKA: J.Steinbeck, Bombs away (1942); H.E.Bates, Fair stood the wind for France (1945); J.Hersey, Hiroshima (1946); N.Mailer, The naked and the dead (1948); I.Shaw, The young lions (1948); N.Monsarrat, The cruel sea (1951); J.Jones, From here to eternity (1951); E. Waugh, Men at arms (trilogie, 1952—61); L.Uris, Battle cry (1953), Exodus (1960).
RUSLAND: W.Wassilevska, Radoega (1947; De regenboog); A.Fadejev, Moladaja gwardia (1947; De jonge garde).
LITT. J.Vic, La littérature de guerre (2 dln. 192324); C.B.Falls, War books (1930); J.McCormick, Catastrophe and imagination (1957); E.BIunden, Warpoets (1958); B.Bergouzi, Fleroes twilight: a study of the litterature of the great war (1965).