Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-06-2020

onderwijsbevoegdheid

betekenis & definitie

v. (-heden), de bevoegdheid tot het geven van onderwijs.

ⓔ Men verkrijgt in Nederland onderwijsbevoegdheid voor een bepaalde vorm van onderwijs, indien men in het bezit komt van een daarvoor benodigd diploma, getuigschrift of akte. Voor kleuterleidsters is dit b.v. de akte-A, voor onderwijzers de onderwijzersakte, voor leraren bij het algemeen voortgezet of het beroepsonderwijs een getuigschrift van bevoegdheid voor een bepaald vak in de eerste, de tweede of de derde graad. Deze diploma’s worden verkregen door de eindexamens van scholen, b.v. de pedagogische academie voor de onderwijzersopleiding, of door staatsexamens. Aan universiteiten en hogescholen kan men de eerstegraadsbevoegdheid verwerven. De tweede- en derdegraadsbevoegdheid gelden niet voor elk niveau van onderwijs; zij omvatten bevoegdheid voor meer dan een vak.

In België hebben deze diploma’s, getuigschriften of akten niet dezelfde benamingen en dekken zij niet steeds dezelfde inhoud. De volgende diploma’s gelden: voor kleuterleid(st)er het gelijknamige diploma of het diploma van onderwijzer; voor het lager onderwijs het diploma van onderwijzer; voor het lager secundair onderwijs het diploma van geaggregeerde LSO; voor het hoger secundair onderwijs dat van geaggregeerde HSO, en voor beroepsonderwijs het getuigschrift van beroepspraktijk en technische vakken. Deze diploma’s kunnen verkregen worden door eindexamen aan de scholen ad hoc, en, voor sommige, door examen voor de centrale jury van de Staat.

Behalve voor het diploma van onderwijzer, is er vooralsnog geen wederzijdse erkenning van die bevoegdheden, noch in het kader van Benelux, noch in dit van de EG.

< >