de vrijheid tot het geven van onderwijs, waarbij men onderscheid pleegt te maken tussen: vrijheid van richting, vrijheid van oprichting en vrijheid van inrichting. De vrijheid van onderwijs is in Nederland en België in haar huidige opzet vooral gestempeld door de →schoolstrijd. In ruimere zin gaat het dan ook niet alleen om de vrijheid om onderwijs te geven, maar ook om het recht op (bekostiging van) het door de betrokkenen gewenste onderwijs. Bij de Ned. grondwetsherziening van 1917 werd de financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder lager onderwijs gerealiseerd, zodat sedertdien het bijzonder onderwijs de vlucht heeft kunnen nemen die van confessionele zijde werd gewenst. De overheid is verplicht in elke gemeente voldoende openbaar algemeen vormend lager onderwijs te geven in een genoegzaam aantal scholen. Van deze grondwettelijke bepaling kan echter volgens bij de gewone wet (de Lager Onderwijswet) te stellen regels worden afgeweken. In een aantal afzonderlijke onderwijswetten zijn de eisen van deugdelijkheid geformuleerd die worden gesteld aan door de overheid geheel of gedeeltelijk te bekostigen onderwijs. Door een grondwetswijziging in 1972 is de mogelijkheid geopend voor ‘bij de wet aan te wijzen’ vormen van onderwijs (en niet langer uitsluitend voor lager en middelbaar onderwijs) wettelijke eisen te stellen aan de bekwaamheid en zedelijkheid van hen die onderwijs geven. De overheid kan daardoor ook toezicht instellen op oprichting en instandhouding van scholen die niet via subsidievoorwaarden kunnen worden gecontroleerd (b.v. autorijscholen). Bij de oprichting van de Belg. Staat in 1830 werd de onderwijsvrijheid grondwettelijk bevestigd, met als beperking, dat het openbaar onderwijs, op staatskosten gegeven, door de wet geregeld wordt. Pas in 1958 werd een schoolstrijd tussen voor- en tegenstanders van de vrijheid van onderwijs met de ondertekening van het Schoolpact bijgelegd. Het Schoolpad erkent het recht van de Staat openbare scholen op te richten waar daaraan behoefte bestaat; het recht op staatstoelagen voor personeel en uitrusting aan openbare en vrije (bijzondere) scholen die aan wettelijke normen voldoen; de pedagogische vrijheid inzake leerplannen; en vertrouwt de bekrachtiging van de studies toe aan elke onderwijsinrichting of aan paritaire jury’s waarin het openbaar en het vrij onderwijs met een gelijk aantal afgevaardigden zijn vertegenwoordigd. Het Schoolpact werd verbeterd door de wetten van 1973 en 1975 in de zin van gelijkberechtiging.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk