(het accent wisselt), bn. en bw.,
1. onberispelijk, zo zuiver van handel en wandel dat er nooit iets op aangemerkt is: on'besproken van gedrag; zich on'besproken gedragen;
2. niet behandeld door erover te spreken: iets onbespro'ken laten; er niet over spreken: onbespro'ken blijven;
3. niet besproken, niet vooraf besteld: op het balkon zijn nog een paar on'besproken plaatsen.