bn. en bw. (-er, -st).
1. niet barmhartig, onmeedogend, ongevoelig, wreed: de jeugd is zo —; bw.: iemand tuchtigen;
2. ongenadig, kras, ferm, duchtig: hij heeft hem een onbarmhartige uitbrander gegeven; nu, je hebt daar ook een pak slaag opgelopen.