Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-06-2020

omroepbestel

betekenis & definitie

o., regeling en organisatie van het radioen televisiewezen.

(e) Ingevolge het feit dat de beschikbare omroepgolflengten bij internationale overeenkomst in de schoot van de →International Telecommunication Union aan staten worden toegewezen, en niet aan organismen, impliceert het exploiteren van een dienst voor radio-omroep steeds een of andere vorm van staatstussenkomst. De structuur van het omroepbestel behoort meestal tot één van de vier basisvormen:

1. exploitatie van de omroepdienst door de staat zelf, b.v. ministerie of regie. De bevoegdheid over de omroep berust dan bij de betrokken minister: voorbeeld Spanje;
2. exploitatie van de omroepdienst door één of meer publiekrechtelijke openbare instellingen, met autonoom beheerslichaam, opgericht door de nationale wetgever, en die, hetzij alleen, hetzij in samenwerking met omroepverenigingen de omroepdienst verzekeren: voorbeeld België;
3. exploitatie van de omroepdienst door een associatie tussen de staat en privaatorganismen, waarbij de staat meestal het overwicht heeft: voorbeeld Zwitserland;
4. exploitatie van de omroepdienst door privaatondernemingen die van de staat hiertoe concessie verkregen, mits aan bepaalde voorwaarden te voldoen: voorbeeld Luxemburg.

NEDERLAND Het Ned. omroepbestel is gebaseerd op de Omroepwet, zoals deze op 29.5.1969 in werking trad. Deze wet voorzag in de oprichting van de Ned. Omroep Stichting (NOS), een samenwerkingsorgaan dat als hoofdtaken heeft het verschaffen van faciliteiten in de meest ruime zin aan alle omroepzuilen die zendgemachtigd zijn; coördinatie zowel op het gebied van de programma’s als op het terrein van het vaststellen van salarissen en arbeidsvoorwaarden voor iedere medewerker; het verzorgen van een eigen programma. Ook draagt de NOS verantwoordelijkheid ten opzichte van de regionale radio-omroepen en lokale televisieorganisaties, zij het in het personeeltechnische en materiaaltechnische vlak. De Ned. Omroep Zender Maatschappij is eigenaresse van het Ned. zenderpark voor radio en televisie. De Ned. radio en televisie worden gefinancierd uit de bijdragen die bezitters van radioen/of televisieontvangers wettelijk verplicht zijn te betalen.

Geschiedenis van de Ned. radio. De pionier van de Ned. radio-uitzendingen was H.H.Schotanus Steringa à Idzerda, die vanaf 1919 via een zelf gebouwde zender enige tijd uit ’s-Gravenhage een zelfverzorgd radioprogramma bracht. In 1923 bouwde de Ned. Seintoestellen Fabriek te Hilversum een experimentele radiozender en werd een comité gevormd, dat de luisteraars vroeg vrijwillige bijdragen te sturen, zodat hieruit programma’s betaald konden worden. Het systeem van vrijwillige bijdragen is in belangrijke mate de grondslag geworden van het Ned. omroepbestel. De verzorging van de programma’s werd toevertrouwd aan de Hilversumsche Draadloze Omroep (HDO), waaruit via de Algemene Ned.

Radio Omroep (ANRO) in 1928 de AVRO (Algemene Vereniging Radio Omroep) is voortgekomen. Was de HDO vooral ontstaan uit belangstelling voor het nieuwe medium, andere groeperingen zagen in de ‘draadloze omroep’ voornamelijk een middel om hun godsdienstige of politieke overtuiging uit te dragen. In de jaren 1924–25 richtten zowel de rooms-katholieken als protestants-christelijken en de sociaal-democraten ieder een eigen omroepvereniging op, gevolgd in 1926 door de vrijzinnig-protestanten: de NCRV begon in 1924 haar uitzendingen, VARA en KRO in 1925 en de VPRO in 1926. In samenwerking met de NSF bouwden KRO en NCRV in 1927 in Huizen een eigen zender en zo ontstonden Hilversum I en II. Intussen was de omroepstrijd losgebrand en was het de regering vrijwel onmogelijk geworden nog met een afgerond wetsvoorstel in de Kamer te komen.

Bij de machtigingswet van 12.5.1928 werd door de regering de Radioraad ingesteld, die de minister van advies moest dienen over alle zaken die met de omroep verband hielden. Na 1945 trad een overgangsfase in, waarbij de concessie om programma’s te verzorgen kwam te berusten bij Herrijzend Nederland en vervolgens bij Radio Nederland in Overgangstijd. Politici hoopten via een nieuwe wet een nationaal omroepbestel te ontwerpen. Maar in 1947 werd de Stichting Radio Nederland in Overgangstijd ontbonden en kwamen de oude omroepverenigingen terug. Op 10.2.1947 riepen zij de Stichting Ned. Radio Unie (NRU) in het leven om een grotere samenwerking en doeltreffender organisatie op het gebied van de radio-omroep te bereiken.

De NRU ging in 1969 over in de NOS. In 1967 werd op de radio voor het eerst etherreclame ingevoerd, geëxploiteerd door de Stichting Etherreclame (STER). In 1972 onderging het radiozenderpark een uitbreiding. Hilversum III kwam in de lucht als zender van de populaire muziek, bedoeld als tegenhanger van de piratenzenders, die vanuit de Noordzee opereerden. Op 28.12.1975 kwam Hilversum IV als zender die uitsluitend bestemd is voor klassieke muziek. Op 1.1.1976 werd zendmachtiging toegekend aan de Veronica Omroep Organisatie (VOO), die als Radio Veronica van 1960–74 vanaf een schip in de Noordzee illegaal had uitgezonden.

Geschiedenis van de Ned. televisie. De Ned. televisie dateert uit 1948, toen Philips begon met experimentele televisie-uitzendingen, die door een klein aantal kijkers rond Eindhoven ontvangen konden worden. Na de bouw van de eerste televisiezender te Lopik door de PTT, vond de eerste uitzending op 2.10.1951 plaats. De in 1951 opgerichte Ned. Televisie Stichting (NTS) ging, evenals de NRU, in 1969 op in de NOS. Op 2.10.1967 werd het eerste kleurenprogramma uitgezonden.

Reeds in de beginjaren van de televisie bestond bij programmamakers in Europa de behoefte om te komen tot uitwisseling van programma’s. Na het bouwen van een keten van straalzenders in een groot aantal landen, vond op 6.6.1953 de eerste Eurovisie-uitzending plaats (het bloemenfestival te Montreux). Het technisch centrum van Eurovisie bevindt zich in de koepel van het Paleis van Justitie te Brussel. Nog grotere mogelijkheden ontstonden door de communicatiesatellieten, waarvan de eerste in 1962 werd gelanceerd. In 1969 was de landing van de eerste mens op de maan in vrijwel alle landen te zien.

BELGIË Sedert de grondwetsherziening van dec. 1970 de culturele autonomie invoerde van de in het land aanwezige cultuurgemeenschappen, ligt de bevoegdheid over de regeling van de openbare omroepdienst bij de onderscheiden →cultuurraden, die elk wat hen betreft, bij decreet, het statuut van het tot hun cultuurgemeenschap behorend omroeporganisme vastleggen. De bevoegdheid van de cultuurraden reikt niet alleen tot de programma’s, maar ook tot de bijbehorende infrastructuur: personeelsbestand, technische middelen, financiën enz. Alleen de uitzending van regeringsmededelingen — een bij de wet bepaald aantal uren — en van mogelijk in te voeren, doch vooralsnog verboden handelsreclame, vallen nog onder de uitsluitende bevoegdheid van het Nationaal Parlement. Derhalve staat het omroepbestel in België uit drie quasi-autonome omroeporganismen: de Radio–Télévision Belge de la communauté culturelle Française (RTBF), opgericht bij decreet van 12.12.1977, de Belgische Radio en Televisie/Instituut der Ned. Uitzendingen (BRT) en het Belgisches Rundfunkund Fernsehzentrum für deutschsprachige Sendungen (BRF). BRT en BRF zijn begin 1979 nog te beschouwen als uitvloeisel van de omroepwet van 18.5.1960, gewijzigd bij wet van 18.2.1977, aangezien op dit ogenblik de betrokken cultuurraden het oprichtingsdecreet van hun omroeporganisme nog niet uitvaardigden.

Geschiedenis van de Belg. radio. België is een van de eerste Europese landen geweest waar radio-uitzendingen plaatsvonden (sinds 1913). Met regelmatige uitzendingen werd definitief gestart op 24.11.1923 door de Franstalige Radio-Belgique, een te Veltem (Brabant) gevestigde particuliere zender. In 1928 werd de Nederlandstalige NV Radio opgericht, die van het Ministerie van Verkeerswezen vergunning kreeg om in Veltem twee zenders te bouwen, één voor Vlaanderen en één voor Wallonië. De Vlaamse zender bracht onder de naam Katholieke Vlaamse Radio-Omroep (KVRO) tot 1931 twee uitzendingen per week. Krachtens de wet van 18.6.1930 werd het Nationaal Instituut voor Radio-Omroep (NIR/INR) opgericht, dat de twee zenders in Veltem overnam en het monopolie van radio-uitzendingen in België kreeg.

NIR en INR stonden tot 1940 zendtijd af aan elk vier resp. Nederlandsen Franstalige omroepverenigingen. Het NIR/INR stond onder bevoegdheid van een Raad van Beheer, voorgezeten door de minister van PTT, en alle diensten waren gemeenschappelijk Frans/Nederlands, behalve de gesproken uitzendingen. In 1936 kwam een algehele scheiding van de programma’s op de twee golflengten, en Ned. en Franse uitzendingen werden nu elk geleid door een directeur-generaal. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd door de uitgeweken Belg. regering te Londen op 13.10.1942 de Belg. Nationale Radio-Omroep/Office de la Radiodiffusion Nationale Belge (BNRO/RNB) opgericht, nadat reeds sinds 28.9.1940 via de BBC-zenders nieuwsbulletins voor het bezette België werden verzorgd door Jan Moedwil en Victor de Laveleye.

Na de oorlog werd bij Ministerieel Besluit van 14.9.1945 het BNRO/RNB ontbonden, en hernam het NIR/INR zijn vroeger mandaat. De Raad van Beheer werd uitgebreid met o.a. drie administrateurs-directeurs-generaal, die de hoge leiding van het Instituut waarnemen: één voor de Ned. uitzendingen, één voor de Franse uitzendingen, en één voor de technische diensten (IGD). In sept. 1945 werd het stelsel van omroepverenigingen afgeschaft en vervangen door een systeem waarbij het NIR/INR een beperkte zendtijd leent aan de belangrijkste levensbeschouwelijke, politieke en beroepsorganisaties (gastprogramma’s geheten). In 1959 ging de voogdij over het NIR/INR over naar het Ministerie van Culturele Zaken. Door de wet van 18.5.1960 werd de naam van de omroep veranderd in Belg. Radio en Televisie (BRT) en werd de Raad van Beheer gesplitst in een grotendeels autonome Nederlandsen Franstalige raad.

Directe samenwerking tussen BRT en RTB (Radiodiffusion Télévision Belge) bestond alleen nog op technisch vlak. De BRT-uitzendingen zijn verdeeld over drie programma’s: BRT 1 is het informatieen serviceprogramma; bij BRT 2 ligt het accent op de lichte muziek en, in mindere mate, op de gewestelijke informatie; BRT 3 tenslotte brengt ‘cultuur in stereo’. Krachtens de wet van 1930 had de BRT in 1979 nog steeds het statuut van een autonome instelling van openbaar nut, die het monopolie van radio-uitzendingen in België bezit. Met de grondwetsherziening van 1970, en de eruit voortvloeiende bevoegdheidsovername van de Cultuurraden over de omroep (wet van 21.7.1971) diende de omroepwet weer aangepast te worden. Een decreet van 9.4. 1973 bracht de eerste aanpassingen tot stand. De fundamentele hervorming volgde bij wet van 18.2. 1977, houdende ontbinding van het IOD en herverdeling van zijn patrimonium over de beide uitzendingsinstituten enerzijds, en oprichting van het Belgisch Radio en Televisiecentrum voor Uitzendingen in de Duitse Taal (BRF). Elk van de cultuurraden kan nu bij decreet het statuut van zijn omroepinstelling vastleggen.

Geschiedenis van de Belg. televisie. Radio en televisie staan in België krachtens de wet van 18.6.1960 onder één beheer. De eerste televisie-uitzendingen werden gerealiseerd op 31.10.1953. De ontwikkeling verliep daarna snel. Op 23.7.1962 nam België deel aan de eerste transatlantische programmauitwisseling via de orbiterende satelliet Telstar. Vanaf 1967 betrekken de omroepdiensten een groots Omroepcentrum te Schaarbeek (met zes TVproduktiestudio’s).

Vandaar gaan sinds 1.1.1971 de kleurenuitzendingen de ether in. Ook de→kabeltelevisie in België is in 1971 gestart: zij zal een ernstige concurrent worden van de BRT en RTB, mede omdat eenvoudiger, en dus goedkopere ontvangsttoestellen kunnen worden gebruikt. Op 26.4.1977 werd overgegaan tot het Europees CCRR-systeem; ook ging een tweede TV-net definitief van start.

< >