(gooide om, heeft omgegooid), 1. omwerpen: in één worp heeft hij al de kegels omgegooid; gooi hem nog eens om, drink eens leeg;
2. van het roer: vlug omwenden, en daardoor het schip van richting doen veranderen; (fig.) een andere gedragslijn aannemen, van gezindheid of van partij veranderen;
3. haastig en zonder zorg omslaan: een sjaal —.