o., 1. een glyceride, na de ester van glycerol met drie oliezuurgroepen, C3H5(OOCC17H33)3,
(e); 2. (ook: technisch oliezuur), een mengsel van vetzuren, vnl. bestaande uit oliezuur (e).
(e) Oleïne als glycerolester vormt het hoofdbestanddeel van de vette, niet-drogende oliën. Het is kleurloos, vloeibaar en gaat door sporen salpeterigzuur in het stereoïsomere vaste →elaïdine over. Oleïne, als mengsel van vetzuren bevat naast oliezuur ook andere onverzadigde en verzadigde vetzuren. Vroeger werd het saponificaat-oleïne gemaakt door een uit vette oliën en/of vetten verkregen vetzuurmengsel af te koelen en de vaste vetzuren door filtratie af te scheiden. Het saponificaat-oleïne bevatte naast onverzeepbare stoffen ook nog onverzeepte glyceriden. Door destillatie werd hieruit het destillaat-oleïne verkregen, dat vaak toch nog wat onverzeepbare stoffen bevatte. Door toepassing van de moderne continu-verzeping en extractie kan een veel zuiverder produkt worden gefabriceerd.