m. (-en), 1. (navigatie) meetinstrument om hoeken te meten, waarvan de gradenboog slechts het achtste van een cirkel bedraqgt (e); 2. naam van vier fasen of schijngestalten van de maan, als zij nl. op 45, 135, 225 en 315 graden van de zon staat; 3. (wiskunde) elk van de acht delen waarin de ruimte door drie onderling loodrechte vlakken wordt verdeeld.
(e) De octant, uitgevonden in 1731 door John Hadley (*1682, ♱1744), werd gebruikt om bij navigatie de hoogte van hemellichamen te meten. Het instrument is later verdrongen door de sextant. .