achtste - acht'ste, i. bn., 1. rangtelwoord, komende na de of het zevende: het — huis; zelfst.: u bent de —, de achtste persoon; Hendrik de Achtste van Engeland, Hendrik, de achtste koning van die naam van Engeland; een —, opeenvolging van acht kaarten van dezelfde kleur; 2. een — mud, een achtste deel van een mud;
ii. zn., o. (-n), achtste deel van iets; noot die in duur het achtste gedeelte bedraagt van een hele; oude (Amsterdamse) lengte-eenheid = j (Amsterdamse) duim = ca. 3,2 mm.