algemene aanduiding voor de eilanden in de Grote Oceaan tussen Azië en Amerika, maar gewoonlijk met uitzondering van Indonesië, Taiwan, de Filippijnen, Japan, de Rioekioe Eilanden, de Koerilen en de Aleoeten. Australië wordt naast Oceanië meestal als een geheel beschouwd.
Er zijn meer dan 10000 eilanden, die of hoog en bergachtig zijn, bedekt met zwaar oerwoud en bestaande uit al dan niet actieve vulkanen of rotsmassieven, of laag zijn met een soortarme vegetatie en bestaande uit koraalvormingen. Een tussenvorm kan nog gevonden worden in opgeheven koraaleilanden. De meeste eilanden zijn onder beheer van verafgelegen mogendheden. Veel eilanden zijn onbewoond. Oceanië is te verdelen in →Australië, →Melanesië, →Micronesië en →Polynesië. CULTURELE ANTROPOLOGIE. De Oceanische eilanden kunnen worden verdeeld in de hoge vulkanische, meestal zeer vruchtbare eilanden en de lage, veel minder vruchtbare koraaleilanden (atollen).
De koraaleilanden liggen vooral in Micronesië en delen van Polynesië. De talen in Melanesië (met uitzondering van Nieuw-Guinea), Micronesië en Polynesië zijn nauw aan elkaar verwant en behoren alle tot de Austronesische taalgroep. De Papoeatalen wijken hiervan af en vertonen ook onderling een zeer grote verscheidenheid. In Micronesië en Polynesië bestaat een grote culturele eenheid, hetgeen niet het geval is in Melanesië. Men zou de Melanesische samenlevingen kunnen typeren als ‘democratisch’, de Micronesische en sterker nog de Polynesische als hiërarchisch. Hoewel sommigen menen dat de eilanden van Oceanië vanuit het oosten, uit Zuid-Amerika, zijn bevolkt (m.n.
Thor Heyerdahl), staat nu toch wel vrijwel vast dat de bewoners uit het westen, m.n. uit Zuidoost-Azië moeten zijn gekomen. Er is waarschijnlijk sprake geweest van diverse migratiegolven. De oudste bevolkingsgroep van Oceanië vormen de pygmoxde groepen in het binnenland van Nieuw Guinea en enkele Melanesische eilanden, gevolgd door de Papoea’s en de Melanesiërs, allen met een sterk negroïde uiterlijk. Deze groepen stammen waarschijnlijk af van de negroïde volken, die nu nog in delen van het Maleise schiereiland en de Filippijnen wonen. In een latere periode, waarschijnlijk van de 5e-13e eeuw, zijn Micronesië en Polynesië vanuit Azië bevolkt. De Polynesiërs en vooral de Micronesiërs hebben duidelijke mongoloïde trekken.De meeste voedingsplanten zijn vanuit Azië meegebracht, waarvan de voornaamste zijn: kokospalm, pandanuspalm, broodboom, bananenboom, papiermoerbeiboom, knolgewassen (taro en yam) en in moerassige gebieden de sagopalm. Alleen de over geheel Oceanië verbreide zoete aardappel is van Zuidamerikaanse oorsprong en waarschijnlijk meegebracht door Polynesiërs die de kusten van ZuidAmerika hebben bezocht. Naast de verbouw van voedselgewassen neemt de varkensteelt in Oceanië een zeer belangrijke plaats in. Het varken vertegenwoordigt, vooral in Melanesië, niet alleen een economische waarde als voedselproducent, maar speelt ook een zeer belangrijke rol in sociaal (ceremoniële varkensfeesten), politiek (status, invloed) en religieus (offers) opzicht. Als gevolg van de afwezigheid van grotere zoogdieren is de jacht in Melanesië van ondergeschikt belang (uitgezonderd de vogeljacht), en komt deze in Micronesië en Polynesië zelfs helemaal niet voor. De visvangst daarentegen is zeer sterk ontwikkeld. Vaartuigen komen in Oceanië in vele variaties voor; typerend zijn de uitleggerboot (meestal met één, soms met twee uitleggers) en de catamaran, vaak voorzien van een zeil.
Als typische kenmerken van de culturen van Oceanië kunnen nog worden genoemd de tatoeage en het complex van mana en taboe, dat vooral in Polynesië in uitgewerkte vorm voorkomt. Metaal kwam in geheel Oceanië niet voor en op de koraaleilanden was zelfs steen onbekend. Daarentegen heeft het houtsnijwerk zich, vooral in Melanesië en Polynesië, tot een hoogstaande kunstvorm ontwikkeld. Het grootste deel van de kunstuitingen richt zich op religieuze motieven: voorouderbeelden (Melanesië) en godenbeelden (Polynesië, ook wel van steen). Voorouderverering is over geheel Oceanië verspreid, terwijl in Polynesië ook verering van goden plaatsvindt. In het verleden vond een zeer frequente oorlogvoering tussen naburige stammen of eilanden plaats, waarbij kannibalisme en, vooral in Melanesië, koppensnellerij veelvuldig werden toegepast.
Als gevolg van de activiteiten van ontdekkingsreizigers, walvisvaarders, handelaars, zendelingen en koloniale overheden zijn de traditionele culturen van Oceanië op veel plaatsen sterk ‘verwesterd’. Er komen echter weer bewegingen op die streven naar behoud van belangrijke delen van de oude cultuur. LITT. H.Tischner, Kulturen der Südsee (1958); H.Damm, Kanaka, Menschen der Südsee (1959); N.McArthur, Island populations of the Pacific (1961);
D.L.Oliver, The Pacific islands (1961); D.Lewis, We, the navigators (1972); J.Gilbert, Tropische eilanden der Stille Zuidzee (1975).
ONTDEKKINGSGESCHIEDENIS. De kennis die Chinezen en Arabieren van Oceanië hadden, behelsde niet meer dan vage vermoedens zij kwamen niet veel verder dan de Indonesische Archipel.
Na zijn oversteek van de landengte van Panama was V.de Balboa de eerste Europeaan die de Grote Oceaan aanschouwde (1513). De eerste die de oversteek waagde, was F.Magelhaes (1520 -21), die om Zuid-Amerika heen voer, vervolgens een eindweegs noordwaarts en toen westelijk ging; hij deed de Tuamotugroep aan, Guam en de Filippijnen. Vijf jaar later bereikte de Portugees J.G.Meneses vanuit het westen Nieuw-Guinea; De Saavedra was de eerste die, op zijn terugreis naar Mexico, NieuwGuinea, de Marshall Eilanden en de Carolinen aandeed. Ca.1564 hadden de Spanjaarden een vrij goede en regelmatige verbinding tussen Amerika en de Filippijnen tot stand gebracht. De Iberische volken poogden tevergeefs hun kennis van Oceanië voor zichzelf te houden; de Engelsman Drake was de eerste die hun monopolie kwam aanvechten (1577-80). Olivier van Noort (1598-1601), Le Maire en Schouten (1615—17) en Jacques l’Hermite (1624) vonden allen hun weg over de Grote Oceaan, maar geen van allen slaagde erin het gezochte Zuidland of Terra Australis te ontdekken.
Dat lukte A.Tasman (ca. 1645) ook niet geheel, hoewel hij grote delen van Australië en Nieuw-Zeeland, alsook de Tonga en de Fidzji Eilanden en de Bismarck Archipel in kaart kon brengen. Jacob Roggeveen ontdekte Paaseiland en de Samoa Eilanden (1722), maar pas ca. 1770 brachten de wetenschappelijke ontdekkingsreizen van o.a. J.Cook Australië en Oceanië definitief in kaart. Het waren vooral de Russen die het noordelijk deel van de Grote Oceaan verkenden (Behring), dat door vissers en walvisjagers in het begin van de 19e eeuw bekend terrein werd. NieuwGuinea, hoewel reeds zeer lang bekend en als eiland onderkend sinds Torres (1606), bleef anderszins het langst onverkend; pas in de jaren zestig van de 20e eeuw werd het binnenland geheel in kaart gebracht. . LITT. F.A.Golder, Russian expansion in the Pacific (1914); J.C.Beaglehole, The exploration of the Pacific (1934); Ch.Lloyd, Pacific horizons (1946); J. W.Ward, British policy in the South Pacific (1948);P.H.Buck, Explorers in the Pacific (1953).