(República de Filipinas), republiek in Oost-Azië, de eilandengroep tussen Taiwan en Indonesië, 299400 km2, 42 mln. inw. De groep telt ruim 7000 eilanden, waarvan 800 bewoond.
De voornaamste, Luzon en Mindanao, beslaan 66 % van het oppervlak. Hoofdstad: Quezon City (deel van Groot-Manila; 1,4 mln. inw.). De eilandengroep is verdeeld in tien regio’s en 66 provincies. FYSISCHE GESTELDHEID. Geologie. De Filippijnen zijn tijdens het Jura ontstaan. Na bergvorming gedurende het Tertiair daalde het gebied in het Mioceen onder de zeespiegel en rees in het Plioceen er weer boven uit.
Hierdoor kwamen koraalterrassen als kustvlakten boven water. Van deze reen transgressie van de zee is de Filippijnentrog een overblijfsel. De zeer bergachtige eilanden liggen in twee bogen. Het gebergte is sterk geërodeerd; er zijn weinig laagvlaktes. Het is een tektonisch zeer beweeglijk gebied met veel aardbevingen en actieve vulkanen (Pulog Luz 2928 m, Apo 2931 m). Klimaat.
De Filippijnen hebben een tropisch moessonklimaat met een zuidwestmoesson van juli tot sept. en een noordoostmoesson van okt. tot juni. Berucht zijn de (tropische) tyfonen, die vooral het noorden teisteren. De regenval is 2500 mm v/j. Flora. Het gebergte, dat het gehele jaar regen ontvangt, is dichtbebost met o.a. Dipterocarpaceeën; de drogere delen hebben een vegetatie van Casuarinaceeën. Langs de kusten is een mangrovevegetatie.BEVOLKING. De oorspronkelijke bewoners zijn de pygmoïde negritos: zeer donkere huidskleur, kroeshaar en brede neus. Hun aantal is gering. Zij wonen in bergstreken van enkele eilanden en leven van jagen en verzamelen: De huidige bevolking, m.n. de Filippino’s behoort tot het Maleise subras (mongoloïden), met verschillende groepen zoals Igorot, Bisaya, Tagalog. De ruim 350000 Chinezen spelen een belangrijke rol in het economische leven, zowel in grootals kleinhandel en bankwezen. Taal. De officiële taal is Filippino of Tagalog (45 %); daarnaast spreekt men Engels (39 %) en Spaans (2 %).
Godsdienst. Van de bevolking is 80 % r.k., terwijl 10 % tot de daarvan afwijkende kerken Aglipayan (onafhankelijke Filipinokerk) en Iglesia ni Kristo behoren. Er zijn 3,5 mln. moslims, m.n. op Mindanao en de Sulu Eilanden. De verovering van Manila door de Spanjaarden in 1565 zette de opmars van de islam naar het noorden stop. Verder zijn er 800000 protestanten.
ECONOMIE. Landbouw is het hoofdmiddel van bestaan, waarin bijna 70 % van de bevolking werkzaam is. De landhervormingswet van 1963 heeft het mogelijk gemaakt, dat deelbouw met de grootgrondbezitters omgezet werd in pacht of eigendom van kleine boeren. Rijst is het voornaamste gewas. Verder maïs (op Cebu drie oogsten per jaar), suikerriet (Luzon en Negros), kopra (Luzon, Bisaya, Mindanao), abaca of manilahennep en tabak. Er zijn katoenplantages aangelegd.
Visserij. De wateren rond de Filippijnen zijn rijk aan vis: makreel, tonijn, zeebaars, haring, sardines, ansjovis. Men tracht de visserij op een hoger peil te brengen.
Bosbouw. Bijna de helft van de oppervlakte is belekt met bos. Hout is een belangrijk exportprodukt, naar om het gevaar van ontbossing en daardoor bodemerosie tegen te gaan, is houtkap aan strenge bepalingen onderworpen. Er vindt herbebossing blaats.
Mijnbouw. Er zijn velerlei delfstoffen: ijzer, chroom, koper, mangaan; voor de goudwinning geldt de republiek als het 6e land ter wereld.
De industrie is grotendeels gebaseerd op de landbouw: rijstpellerijen, suikerfabrieken, kokosoliefabrieken, sigaretten en sigaren. De meeste industrie is geconcentreerd in Groot-Manila, dat meer dan de helft van de industrie-arbeiders telt. Het bruto nationaal produkt stijgt ca. 3 % per jaar en kan de bevolkingsgroei van 3,5 % niet bijhouden. Een vierjarenplan 1974—1977 beoogt een jaarlijkse industriële groei van 9-10 %.
Handel. De VS, die lange tijd de eerste handelspartners waren, zijn verdrongen door Japan; ook de 5RD en Nederland nemen een voorname plaats in. De invoer bestaat uit levensmiddelen (rijst en gecondenseerde melk), industrieprodukten, transplortmiddelen, machinerieën, chemicaliën. De uitvoer omvat kopra, hout, suiker. Manila is de grootte haven.
STAATSINRICHTING. Bestuur. In 1973 werd een nieuwe grondwet ingevoerd, die Senaat en Huis van afgevaardigden verving door één Kamer, de Nationale Vergadering. Deze kiest een premier als hoofd van de uitvoerende macht en een president als ceremonieel staatshoofd. De premier vormt eenk abinet en kan zijn veto uitspreken over wetsontwerpen van de Nationale Vergadering, die zo’n veto door met twee derde meerderheid genomen besluit ongedaan kan maken. Stemrecht hebben alle personen boven de 21 jaar die Spaans, Engels of een inheemse taal kunnen lezen en/of schrijven. Munt.
De nationale munt is de Filippijnse peso, die verdeeld is in 100 centavos. Koers: 1 Filippijnse peso = f0,34 = BF4,85.
Onderwijs. Het analfabetisme wordt krachtig bestreden. Het lager onderwijs is gratis en volledig ge mengd. Te Quezon is een universiteit.
Defensie. In 1947 tekenden de Filippijnen en de VS een overeenkomst betreffende militaire bases (looptijd 99 jaar). Aan de VS werd het gebruik van een aantal bases voor leger, vloot en luchtmacht toegestaan. Het Filippijnse leger omvat 19300 man parate troepen en 218500 man reserves. De marine omvat 12200 officieren en manschappen die beschikken over één fregat, negen kanonneerboten, elf landingsschepen, vier mijnenvegers, een aantal patrouilleboten en hulp vaartuigen. De luchtmacht omvat 11200 man met 62 gevechtsvliegtuigen, 39 transporten 31 oefenvliegtuigen, 16 helikopters.
De politiemacht omvat 27000 man; de burgerwacht 20000 man; de veiligheidsmacht 37000 man. GESCHIEDENIS. Tot de 16e eeuw. Over de vroege geschiedenis van de Filippijnen is weinig bekend.
De oorspronkelijke bewoners waren waarschijnlijk negrito’s, die thans nog 5 % van de bevolking uitmaken. Ca.1000 n.C. bestonden er contacten met de Chinezen, wat o.a. blijkt uit archeologische vondsten van Chinees porselein. Tussen 1380-1475 vestigden zich Maleise kolonisten uit Sumatra op de eilanden: dezen brachten er de islam en stichtten enkele sultanaten, zoals uit enkele op Arabisch schrift gebaseerde bronnen blijkt.
De Spaanse heerschappij. Magalhaes, Portugees ontdekkingsreiziger in Spaanse dienst, was de eerste Europeaan die de eilanden ontdekte (1521). Er volgden verscheidene Spaanse expedities, maar de bezetting van de eilanden werd pas mogelijk toen de Spanjaarden Mexico hadden veroverd. In 1542 werd de eilandengroep Las Felipinas genoemd, naar de Spaanse kroonprins, de latere koning Filips II. De onderwerping van de eilanden kostte de Spanjaarden weinig moeite, hoewel het hun nooit geheel is gelukt de in het zuiden wonende islamitische Moro’s te onderwerpen. De Filippijnen ressorteerden onder de Spaanse onderkoning van Mexico, die de buitenlandse handel monopoliseerde ten gunste van het moederland. Vooral de handel met China bloeide, maar de Chinese kolonie op de Filippijnen werd door de Spanjaarden gewantrouwd, omdat de Chinezen geen christenen werden.
In de tweede helft van de 18e eeuw werd het handelsmonopolie enigszins verzacht, zodat geleidelijk ook de VS en verscheidene Europese landen handel op de Filippijnen konden drijven. De economische opbloei die hier in de 19e eeuw het gevolg van was, kwam echter hoofdzakelijk ten goede aan Spanjaarden en Anglo-Amerikanen. In de tweede helft van de 19e eeuw ontstond er een Filippijnse nationale beweging, mede een gevolg van de hooghartige en discriminerende houding van de groeiende stroom Spaanse immigranten.
De Amerikaanse heerschappij (1898-1942). In 1896 brak er een nationalistische opstand uit, die de Spanjaarden noopte enkele hervormingen in het vooruitzicht te stellen. Tijdens de AmerikaansSpaanse Oorlog (1898) riep E.Aguinaldo, een van de rebellenleiders, de onafhankelijkheid uit. De Amerikanen veroverden Manila. Bij de vrede in dec. 1898 moest Spanje de archipel aan de VS afstaan. De Amerikaanse regering verwierp de Filippijnse onafhankelijkheid.
Het verzet hiertegen van Aguinaldo c.s. werd in 1901 gebroken. Wel stonden de VS de Filippijnen een beperkte mate van zelfbestuur toe: de Filippino’s kregen het recht een Nationale Vergadering te kiezen, maar de wetgevende bevoegdheid werd sterk beperkt door het vetorecht van de Amerikaanse president en gouverneur-generaal. Bij de verkiezingen van 1916 behaalden de nationalisten onder Manuel Quezon die een vreedzame, democratische weg naar onafhankelijkheid voorstond een grote overwinning. De meeste ambten werden nu door Filippino’s bekleed. Het streven van Quezon om de onafhankelijkheid te bespoedigen, werd gecompliceerd doordat agrarische pressiegroepen in de VS pleitten voor Filippijnse onafhankelijkheid om zich door tolmuren tegen de suikerimport uit de Filippijnen te kunnen beveiligen. In 1935 kregen de Filippijnen een eigen regering; Quezon werd de eerste president.
De Tweede Wereldoorlog en de onafhankelijkheid. De democratie die onder Amerikaanse bescherming ontstond, droeg een uitgesproken elitair karakter: alleen de groep van Quezon had invloed en de sociale structuur van het land werd grotendeels bepaald door de kloof tussen de grote landheren en de kleine pachtboeren. In 1942 veroverde Japan de Filippijnen; dit resulteerde in vervolging van de Chinese minderheid. Niettemin schonk Japan in 1943 de Filippijnen formeel de onafhankelijkheid. José Laurel trad op als president van het collaborerende regime. Op Luzon bestreed een communistisch georiënteerd guerrillaleger, de Hukbalahaps (Huks) met succes de Japanners.
Na de Japanse capitulatie ontstond er in de nationalistische partij een scheuring, waarna er onder leiding van Roxas een machtige liberale partij ontstond. Roxas werd bij de presidentsverkiezingen met een smalle marge overwinnaar. In 1946 werd de onafhankelijkheid in een verdrag met de VS geregeld, maar de Amerikanen behielden hun militaire bases en ook in economisch opzicht bleven zij het land in hun greep houden. De nauwe verbondenheid met de VS kwam o.a. tot uiting in het uitzenden van Filippijnse troepen naar Korea en Vietnam en in het lidmaatschap van de Zuidoost-Aziatische Verdragsorganisatie (1954). Ferdinand Marcos werd in 1965 president; hij werd in 1969 voor een tweede termijn gekozen en regeert sinds 1972 op grond van uitzonderingsmaatregelen, die de parlementaire democratie buiten werking hebben gesteld. De communistische overwinning in Vietnam en de ontmanteling van de vele Amerikaanse posities in Zuidoost-Azië hebben de Filippijnen ertoe gebracht een neutrale koers in te slaan.
Er werden betrekkingen aangeknoopt met China en Marcos zorgde ervoor dat de Amerikaanse strijdkrachten geleidelijk van de Filippijnen werden teruggetrokken. Hoewel er in de Filippijnen een sterke stedelijke middenklasse is, zijn de sociale tegenstellingen schrijnend gebleven. In 1970 beschikte 12 % van de bevolking over 90 % van het nationaal inkomen. In 1977 mislukten onderhandelingen met de islamitische opstandelingen op de zuidelijke eilanden ovei gedeeltelijke autonomie voor deze eilanden. LITT. G. Willoquet, Hist. des Philippines (1961); E.Robles, The Philippines in the 19th century (1969); K.Lightfoot, The Philippines (1973); P.W Stanley, A nation in the making (1974).