vroeger het gebied ongeveer omvattend het noorden van de tegenwoordige Soedan en Egypte ten zuiden van Aswan. In het Oude Rijk (ca.2400 v.C.) drongen Egyptische expedities diep in Nubië door.
De naam houdt verband met het Egyptische noeb (= goud), omdat er veel goud uit Nubië werd geïmporteerd. Aanvankelijk was er sprake van vreedzame handelsmissies, later, vooral vanaf het Middenrijk, waren er militaire penetraties en werden er vestingen voor Egyptische garnizoenen aangelegd. Vooral farao Sesostris m (ca.1870 v. C.) gold als veroveraar van Nubië. In de vervaltijd van 1800 v.C.—1580 v.C. bevocht Nubië zijn zelfstandigheid, maar werd met de nieuwe bloei van de 18e dynastie opnieuw veroverd. De Egyptische gouverneur kreeg de titel ‘koningszoon van Koesj’ (deel van Nubië).
Inmiddels had Nubië de Egyptische beschaving en de Egyptische godsdienst aangenomen. Omstreeks 750 v.C. regeerde een Nubisch koningsgeslacht over heel Egypte. De Assyriërs maakten aan deze Nubische periode een einde.Napata, de oude hoofdstad van Nubië, werd opgegeven en verwisseld voor het meer zuidelijk gelegen Meroë. Vanaf die tijd spreekt men van de Meroïtische beschaving. Behalve goud kwamen er voor Egypte veel belangrijke produkten uit Nubië, zoals hout, zeldzame diersoorten, struisveren, oogschmink en graan. Taal en beschaving van Nubië kregen geleidelijk een eigen karakter, ondanks Egyptische invloed.
Vele graven met kostbare inhoud uit de Meroïtische periode zijn teruggevonden. In de eerste eeuwen van de christelijke jaartelling drong het christendom in Nubië door.
In de 6e eeuw werd het jakobitische (monofysitische) christendom ingevoerd. Er zijn Oudnubische christelijke geschriften in Koptisch schrift bewaard. Na de verovering van Egypte door de Arabieren (639-646) bleef Nubië nog lang christelijk.
In de 12e eeuw gelukte het de Arabieren vaste voet te krijgen in Nubië. Er vormden zich verschillende islamitische staatjes (waaronder Derr, Dongola, Sennae), waarnaast echter ook nog christelijke staatjes bestonden (zoals Soba of Aloa). In 1821 werd Nubië onderworpen door Ismail Pasja, de zoon van Mohammed Ali. Het vormde daarop een onderdeel van Egypte tot 1883, toen de opstand van de Nubiërs onder de mahdi Nubië weer tot een zelfstandige staat maakte. In 1898 maakten de Engelsen aan het bestaan van deze staat, die een centrum was van slavenhandel, een einde. Sedert 1922 behoort Neder-Nubië tot Egypte, OpperNubië tot Soedan.
Opgravingen te Faras brachten talrijke nieuwe gegevens betreffende de christelijke geschiedenis van Nubië aan het licht.
LITT. R.Herzog, Die Nubier (1957); G.Gerster, Nubien-Goldland (1964); W.B.Emery, Egypt in Nubia (1965); M.P.Fouchet, Nubië, splendeur sauvée (1965); S.Curto, Nubien. Gesch. einer rätselhaften Kultur (1966); K.Michalowski, Faras, centre artistique de la Nubië chrétienne (1966); P.L.Shinnie, Meroe, a civilisation of the Sudan (z.j.); E. Dinkler (red.); Kunst und Gesch. Nubiens in christl. Zeit (1971); W.Y.Adams, Nubia, corridor to Africa (1976).