een negervolk in Centraalen Zuid-Kordofan (Soedan). De Nuba vormen een negroïde enclave omgeven door Arabieren en Niloten.
Zij zijn verdeeld over een vijftigtal groepen, in grootte variërend van 1000-40000 leden, die alle min of meer eigen karakteristieken en meestal een eigen taal hebben. Deze verschillen zijn een gevolg van de bergachtige terreingesteldheid en het ontbreken van een centrale politieke eenheid. Landbouw is belangrijk: o.a. gierst en maïs; katoen wordt verbouwd voor de wereldmarkt. De Nuba breiden hun gebied steeds meer in de vlakte uit. De Nuba zijn taalkundig zeer heterogeen. In de noordelijke heuvels worden Nubische dialecten (Nubiërs) gesproken, meer zuidelijk vindt men Nilo-Saharische en Kordofaanse talen (zie Afrika, TALEN).
LITT. L.Riefenstahl, The last of the Nuba (1976).