(Vikingen), de Scandinavische Germanen die grote betekenis kregen door hun maritieme expansie in de 9e—11e eeuw. Vaak wordt als oorzaak van de expansie de relatieve overbevolking van Scandinavië genoemd.
Hiervan was echter slechts sprake in Noorwegen. De hoofdoorzaak dient gezocht op ideologisch en sociaal-structureel vlak. Prestige en sociale opgang waren slechts mogelijk door het erven van een patrimonium of door er met oorlogsbuit zelf een op te bouwen. De eerste succesvolle overvallen hebben in een soort kettingreactie volgende overvallen uitgelokt, tot de rentabiliteit van deze expedities begon te dalen. Reeds begin 9e eeuw bestond er binnen de Noormannen differentiatie naar (de drie latere volken), Denen, Noren en Zweden. De laatsten drongen diep in Rusland door, stichtten daar een belangrijke, binnen enkele decennia Slavisch geworden staat (zie 9e-10e eeuw; Rusland, GESCHIEDENIS) en handelden veel met de Wolga-Bulgaren, de Chazaren en de Arabieren.
De Noren bezetten de Fasroer, de Shetland Eilanden, de Orkneys, delen van Schotland en het grootste deel van Ierland, terwijl de Denen zich in Noorden Midden-Engeland nestelden. In de 11e eeuw stond heel Engeland korte tijd onder het bewind van de Deense koning Knoet II de Grote (1103-5).De Noormannen teisterden ook de kusten van het Westfrankische Rijk. Ca.900 richtten zij zich daarbij minder op plundering en meer op duurzame vestiging. In 911 deed de Westfrankische koning Karel III de Eenvoudige hun een concessie die een einde maakte aan hun rooftochten: de Noormannenaanvoerder Rollo (na zijn overgang tot het christendom: Robert l) kreeg het gebied bij de Seinemonding in leen en werd aldus grondlegger van het hertogdom Normandië. De Noormannen van Normandië (Normandiërs) waren verfranst toen zij in 1066 onder Willem de Veroveraar Engeland veroverden, waar zij een vrij sterk stempel op de Engelse taal drukten, alvorens zij geassimileerd werden (zie Groot-Brittannië, GESCHIEDENIS). Een herstructurering van de eigen maatschappij tot sterker gebonden, feodale koninkrijken, een doordringen van de kerstening, maar vooral een vermindering van de rentabiliteit (vermindering van de buit) eerder dan een verweer van de geplunderde volken, beëindigden de expedities. In de 11e eeuw stichtte de Normandiër Robert Guiscard in ZuidItalië een machtig Noormannenrijk, dat door Roger II (1105—54) werd verenigd.
Hier gingen de Noormannen op in de bevolking. Hun avontuurlijke geest leefde enigermate voort in de Kruistochten, waaraan zeer veel Normandische en Zuiditaliaanse ridders deelnamen. Dat de Noormannen maritiem op eenzame hoogte stonden, blijkt vooral uit hun ontdekkingstochten. Ca.900 ontdekte de Noor Gumbjörn, toen hij bij een reis naar Ijsland door een storm uit de koers werd geslagen, Groenland. Einde 10e eeuw vestigde Erik de Rode de eerste Noormannenkolonie aldaar. Ca. 1000 zou zijn zoon Leif Erikson Amerika hebben ontdekt. De handel der Noormannen reikte van Noord-Amerika tot Perzië en Bagdad.
LITT. J.de Vries, De Wikingen in de lage landen bij de zee (1923); R.L.G.Ritchie, The Normans in England before Edward the Confessor (1949); I. Bérand-Villars, Les Normands en Méditerranée (1951); J.Brondsted, The Vikings (1960); R.R. Darlington, Norman conquest (1963); A.d’Haenas, Les invasions normandes, une catastrophe? (1970);
Musset, Les invasions (1971); M.Magnusson, Viking expansion westwards (1973; Ned. vert. 1975);
Zettel, Das Bild der Normannen und der Normanneneinfalle (1977).