m. (-s),
1. helper in de nood; 2.(r.k.) heilige die in tijden van nood wordt aangeroepen.
Bekend vooral is de groep van veertien heiligen die vanaf de 13e eeuw gezamenlijk als noodhelpers werden aangeroepen, m.n. in Beieren: Acasius (soldaat en martelaar onder keizer Hadrianus), Barbara, Blasius, Catharina van Alexandrië, Christoforus, Cyriacus (martelaar te Rome onder Diocletianus), Dionysius van Parijs, Egidius, Erasmus (bisschop van Antiochië en martelaar onder Diocletianus), Eustachius, Georgius, Margareta van Antiochië, Pantaleon en Vitus. Centrum van hun verering werd in de 15e eeuw de kerk van het naar hen genoemde Vierzehnheiligen (bij Bamberg). In de iconografie worden de veertien noodhelpers vaak rond Maria afgebeeld.