Ned. gemeente in de prov. Gelderland, in het noordwesten van de Veluwe, 63,58 km2 (voornamelijk diluviaal zand, met klei en veen), 23 000 inw., 60 % n.h., 22 % geref., 8%r.k., 10%g. kerkg.
Tot de gemeente behoren het stadje Nijkerk en een groot aantal buurtschappen. Van de 50 km2 cultuurgrond is 94 % grasland, de rest bouwland. Nijkerk, dat een verzorgende functie voor het omliggende platteland vervult, heeft reeds sinds de 18e eeuw een 3,5 km lang havenkanaal naar het IJsselmeer. Er is een gevarieerde industrie: houten meubelfabricage, knopen, metaal, machines, levensmiddelen (o.a. zuivel, cacao, tabak) en een uitgeverij-drukkerij. Nijkerk heeft een eierhal en een veemarkt. De ned.-hervormde kerk (oorspronkelijk 15e eeuw) is in de 16e eeuw herbouwd en heeft een toren in barokstijl, verder zijn bezienswaardig het stadhuis (17e eeuw) en enkele oude woonhuizen. Aan het Veluwemeer zijn een druk bezocht strand en een jachthaven.
GESCHIEDENIS
In 1222 werd waarschijnlijk de nederzetting Biddinchem door veenbrand verwoest, waarna een nieuwe kerk werd gebouwd, waarbij de nederzetting Nijkerk ontstond, die in 1413 stadsrechten kreeg. Het was als grensplaats verschillende keren het middelpunt van strijd tussen Utrecht en Gelre. In de 18e eeuw kwam het tot bloei door scheepvaart (aanleg van de Arkervaart) en tabaksteelt. Na 1945 maakte het een snelle industriële ontwikkeling door. LITT: G.J.van den Berg en P.F.van den Berg-Brouwer, Nijkerk (1949).