(República de Nicaragua), republiek in Midden Amerika, begrensd door Honduras, Costa Rica, Caribische Zee en de Grote Oceaan, 148000 km2, 2,23 mln. inw. Hoofdstad: Managua.
Klimaat. De regentijd in Nicaragua is van mei-okt. Het westen heeft een savanneklimaat met een gemiddelde neerslag van 1500 mm/jaar. Het oosten heeft een moessonklimaat; de zuidoostelijke kustzone een vochtig tropisch regenwoudklimaat met een gemiddelde neerslag tot 5000 mm/jaar. De temperatuur is de koudste maand is in het oosten gemiddeld 18 °C.
Flora en fauna. Het westen heeft een savannebegroeiing en een montane vegetatie. Het oosten een tropisch regenwoud met uitzondering van het uiterste noordoosten, waar eveneens savannebegroeiing is. Nicaragua heeft een zeer rijke fauna. Er komen beren, verschillende soorten herten, panters, jaguars, ocelots voor, verder wolf, vos, poema, lynx, cayote, wild zwijn, das. Nicaragua heeft giftige en niet-giftige slangen. Het land ligt op een belangrijke trekvogelroute uit Noord-Amerika.
BEVOLKING
Algemeen
De Indianen, de oorspronkelijke bevolking, zijn verdeeld in Indios Bravos, verspreid levend in de Central Highlands en de Mosquito Indianen van de oostkust, en vormen 5 % van de bevolking. Mestiezen maken 71 % uit van de totale bevolking, blanken 15 %, en 9 % behoort tot het zwarte ras. Van de bevolking woont 80 % in de driehoek tussen de twee grote meren en de Grote Oceaan. Hier liggen de steden (48 % van de bevolking is urbaan): Managua, León, Chinandega, Granada en Masaya. In de Central Highlands liggen slechts enkele grotere plaatsen (Matagalpa) verspreid.
Het geboortencijfer is 40,36 %o, sterftecijfer 6,73 %o. Taal. De nationale taal is Spaans, maar over het algemeen wordt ook Engels verstaan. Godsdienst. Er is geen staatskerk, maar bijna iedereen is rooms-katholiek. Managua heeft een aartsbisschop.
Communicatie. Er komen zeven dagbladen uit in Nicaragua, vijf in Managua en twee in León. Via de radio-en televisiestations in Managua kunnen de 700000 radio’s en 70000 televisies programma’s ontvangen. Er zijn ca. 22000 telefoons aangesloten.
ECONOMIE
Algemeen
In het westen bevinden zich het politieke en het economische centrum. Van de economische actieve bevolking werkt 47,9 % in de agrarische sector, 9,6 % in de verwerkende industrie, 5 % in de mijnbouw en bouwnijverheid, 37,5 % in de handelen dienstensector. Verbetering van bezitsstructuur en diversificatie (aardnotenverbouw, uitbreiding rijstareaal) worden nagestreefd in de agrarische hervormingswetgeving. Landbouw en veeteelt dragen 24,1 % bij aan het bruto nationaal produkt, industrie en bouwnijverheid 27,8 %, dienstensector 48,1 %.
Landbouw. Katoen is het voornaamste uitvoerprodukt; het wordt verbouwd in de dep. Chinandega, León, Managua, Matagalpa. Koffie is de voornaamste deviezenbron; hij wordt verbouwd in bergachtige gebieden (450-900 m) van het westen; 90 % wordt geëxporteerd (produktie 60000 t/jaar). De helft van de suikerproduktie (2,5 mln. t). is afkomstig van kleine agrarische bedrijven, m.n. langs de kust van de Grote Oceaan. Sesam wordt m.n. voor de export verbouwd (6000 t/jaar).
In de gebieden rond León en Chinandega worden bananen geteeld. Verder worden in de kustvlaktes tabak en cacao verbouwd. Maïs is het belangrijkste voedingsgewas en wordt m.n. verbouwd in de dep. Matagalpa, Chinandega, León en Chontales. De verbouw van bonen, rijst, yams en cassave wordt van overheidswege gestimuleerd. Nicaragua produceert 200000 t/jaar aan granen, waardoor import noodzakelijk is.
Veeteelt. De veeteeltgebieden liggen in de Central Highlands en in de kustgebieden. De veestapel omvat 2,6 mln. stuks rundvee en 660000 varkens. Bosbouw. De helft van het land is met bos bedekt. De voornaamste produkten zijn: mahonie, ceder, pijnbomenhout, balsem, rubber en ipecacuanha (braakwortel).
Van de produktie wordt 50 % geëxporteerd. Herbebossing komt langzaam op gang.
Visserij. Langs de kusten vindt garnalenvisserij plaats. El Bluff en Corinto zijn de voornaamste havens.
Energie. De belangrijkste energiebron is waterkracht. De staatselektriciteitsmaatschappij (ENALUF) bouwt drie thermo-elektrische centrales. Aan de Rio Viejo en aan de Rio Grande bij Copalar liggen hydro-elektrische centrales.
Mijnbouw. De bodem bevat vele mineralen: goud, zilver, koper, ijzer, zink, tin, nikkel, wolfraam, mangaan, bauxiet, zwavel. Onvoldoende transportfaciliteiten vormen echter een belemmering voor de exploitatie. De belangrijkste goudreserves bevinden zich in de dep. Zelaya, Chontales en León (totale produktie 2550 kg/jaar). In Zelaya wordt 10 t/jaar aan zilver geproduceerd.
In Rosita wordt 6000 t/jaar aan koper gewonnen. Op het continentale plat wordt naar aardolie geboord.
Industrie. Door de oprichting van de Centraalamerikaanse Gemeenschappelijke Markt is de industrie sterk ontwikkeld. In 1954 zijn het Institutio de Fomento Nacional (INFONAC) en het Comité Coordinador de la Planificación Nacional opgericht. Nieuwe industriecentra zullen worden gevestigd in Masaya, Granada, Jenotepe en León, waardoor een te grote concentratie in en rond Managua wordt tegengegaan. De nadruk wordt daarbij gelegd op de Iandbouwverwerkende industrie. De helft van de totale industrie is voedingsmiddelenindustrie, verder m.n. olieraffinaderijen, chemische produkten, metaal-en textielindustrie.
Handel. De handelsbalans is meestal negatief. Belangrijkste uitvoerprodukten zijn katoen, koffie, suiker, vlees; verder hout, oploskoffie en bananen. Invoer van grondstoffen, machines, transportmateriaal, granen. Het saldo van de betalingsbalans loopt terug.
Verkeer. Het westen is het beste ontsloten. De Pan American Highway verbindt Managua met de grens van Honduras en Costa Rica; de Atlantic Highway verbindt deze route met de rivierhavenstad Rama en met de Caribische kust. Totale lengte van het wegennet 17560 km, waarvan 1550 km geplaveid. De totale spoorweglengte bedraagt 400 km. De voornaamste lijn is Granada-Managua-León-Chinandega met zijlijnen o.a. naarCorinto. De internationale luchthaven, Las Mercedes, ligt 15 km buiten Managua.
LANICA is de Nicaraguaanse luchtvaartmaatschappij . Van de buitenlandse handel gaat 60 % via de haven van Corinto. Aan de Caribische kust zijn de havens minder belangrijk. San Carlos aan het Nicaragua Meer is een belangrijke binnenhaven. Marina Mercante Nicaraguënse is de koopvaardijvloot.
STAATSINRICHTING
Bestuur
Sedert 1950 is Nicaragua een presidentiële republiek. Op 14.3.1974 kwam een nieuwe grondwet tot stand, die voorziet in een nationale volksvertegenwoordiging, die bestaat uit een Kamer van Afgevaardigden (70) en een Senaat (30). Algemeen kiesrecht geldt voor 21-jarigen en ouderen, voor gehuwden en voor 18-jarigen (mits alfabeet). Het land is verdeeld in 16 departementen, en een territorium. De Corn Islands (Islas del Maiz), 50 km voor de oostkust, zijn verpacht aan de VS als marinebasis (10,8 km2).
Rechtspraak. De rechterlijke macht wordt in hoogste instantie uitgeoefend door het Opperste Gerechtshof in Managua. Hoven van appel zijn gevestigd in León, Masaya, Granada, Matagalpa en Bluefields. Verder zijn er 153 lagere rechtsprekende instanties.
Munt. De munteenheid is de córdoba, verdeeld in 100 centavos. De koers was op 15.1.1979:1 córdoba = f 0,30 = BF 4.
Onderwijs. Leerplicht voor 6—13-jarigen. Basisonderwijs is kosteloos. Het schoolverzuim is groot. Van de bevolking boven 14 jaar kan nog ruim 43 % niet lezen of schrijven. De nationale universiteit (1812) is in León. De universiteit te Managua (1961) is een afdeling van de Centraalamerikaanse Katholieke Universteit.
Defensie. De nationale garde (5600 man, 4000 reserve) doet dienst als politie en als leger en beschikt
o.a. over medium-tanks. Diensttijd (vrijwillig) is drie jaar. De marine (200 man) beschikt over acht patrouillevaartuigen, de luchtmacht (1500 man) over 32 gevechts-en transporttoestellen, 1 helicopter.
LITT. F.Teran en J.Incer, Geograffa de Nicaragua (1964); J.Incer, Nuevo Geografia de Nicaragua (1964); J.M.Ryan e.a., Area handbook for Nicaragua (1970).
LITTERATUUR
zie Midden-Amerika, LITTERATUUR.
GESCHIEDENIS
De eerste Spanjaarden kwamen ca. 1500 aan de kust van Nicaragua, dat tussen 1522 en 1524 werd veroverd. Het viel onder het kapiteinschap-generaal van Guatemala. De koloniale geschiedenis geldt niet voor het noorden en oosten van het land daar, mede uit vrees voor aanvallende Nederlanders, Engelsen en Fransen op de Mosquitokust, geen Spaanse nederzettingen waren. Aan de Caribische kust zijn inderdaad in de loop van de 17e eeuw verschillende pogingen door Engelsen gedaan daar nederzettingen te stichten (alleen in Belize blijvend gelukt). In 1821 werd de onafhankelijkheid uitgeroepen, waarna het tot 1823 behoorde tot het Mexicaanse Keizerrijk van Agustin de lturbide. Na een interne machtsstrijd behoorde het van 1826—38 tot de Centraalamerikaanse Federatie, daarna werd het een onafhankelijke republiek.
Naar aanleiding van de goudvondsten in Californië leefde ca. 1850 in de VS het plan een kanaal door Nicaragua te graven. Dit maakte het land een speelbal in de EngelseAmerikaanse rivaliteit. Ook na de keuze van Panama voor het te graven kanaal bleef Nicaragua van belang voor de VS omdat vanuit dat land de toegang tot het Panamakanaal kon worden beheerst.
Zoals overal in Latijns-Amerika kende Nicaragua voortdurende onderlinge strijd tussen de ‘liberalen’ en de ‘conservatieven’, veel revoluties en onlusten, zodat in 1910 Amerikaanse troepen ingrepen en er zich legerden. In 1916 werd het Bryan-Chamorrotractaat getekend, waarbij de VS het recht kregen een kanaal door Nicaragua te graven en een militaire basis te vestigen in de Fonsecabaai. Na de dood van president Chamorro (1923) brak opnieuw een tijd van onlusten uit, die in 1927 door bemiddeling van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken schijnbaar werd beëindigd. Generaal Agusto César Sandino legde zich er nl. niet bij neer en voerde van 1927-32 een guerrillaoorlog tegen de VS, bekend als de ‘Pacificatie-oorlog’. Sandino geldt dan ook als een symbool voor het verzet tegen het Yankee-imperialisme. In 1932 richtte de VS de Guardia Nacional op, onder leiding van de in de VS opgeleide grootgrondbezitter Anastasio (Tacho) Somoza.
Deze nodigde Sandino (die geloofde in de ‘Nicaraguanisering’, en de wapens had neergelegd) uit voor onderhandelingen, waarbij hij hem liet doodschieten (1934). Somoza kwam in 1936 via een staatsgreep aan de macht, in 1937 door verkiezingen gelegaliseerd. Hij en zijn familie beheerden voortaan Nicaragua als een eigen landgoed. In 1956 werd hij vermoord, en opgevolgd door zijn jongste zoon Luis, die in 1963 stierf. Daarna regeerde tot 1967 een stroman, waarna van 1967—72 de oudste zoon, het hoofd van de Nationale Garde Anastasio (Tachito) ii, president was. Na een onderbreking waarin een (stroman)driemanschap regeerde, werd hij in 1974 opnieuw president, nu door een grondwetswijziging voor een ambtstermijn van zes jaar.
In dec. 1972 werd Nicaragua getroffen door een zware aardbeving, het oude centrum van Managua werd praktisch geheel verwoest, er vielen ca. 6000 doden, vele gewonden, en er waren zeer veel daklozen. De familie Somoza had zich in de 40 jaar dat zij aan de macht was een praktisch onaantastbare positie opgebouwd. In hun bezit waren de nationale bank, de luchtvaarten scheepvaartmaatschappij, radio en televisie, de cementfabriek, het merendeel van de kranten, en 30 % van het landbouwareaal. Zoon Anastasio in kwam aan het hoofd van de crisishulpverlening, de wederopbouw (buiten de stad, grote speculatiewinsten) geschiedde via hun cementfabriek. De enorme verrijking van de Somoza’s door deze ramp zette zeer veel kwaad bloed, niet alleen bij arbeiders en boeren, maar ook bij de ondernemers. Eind 1974 gijzelden leden van het Sandinistisch Front (allang bestaande, onder die naam opererende informele oppositiegroepjes, die guerrilla-aanslagen pleegden) ruim 30 gasten (onder wie de familieleden van Somoza) op een feest.
Somoza was gedwongen op vele van de eisen in te gaan, wat een sterk prestigeverlies betekende. De noodtoestand werd afgekondigd en een strenge censuur ingesteld, in 1975 ook voor de katholieke radioen televisieuitzendingen, wellicht omdat de kerk op de hoogte was van de massamoorden op boeren die de Sandinisten hadden gesteund, uitgevoerd door de Nationale Garde, die onder leiding staat van Anastasio III.
In 1974 werd de UDEL opgericht (een samenwerkingsverband tussen het conservatieve deel van de liberalen, de verboden socialistische en communistische partijen en de vakbeweging), onder leiding van de uitgever van het enige oppositieblad P.J. Chamorro Cardenal. Deze werd op 10.1.1978 doodgeschoten. In febr. volgde een twee weken durende algemene staking, met een grote gijzelingsactie door de Sandinisten, waarbij familieleden van Somoza en een minister tot de ca. 70 gijzelaars behoorden. Evenals in 1974 was het grotendeels toegeven aan de eisen (vrijlating van gevangenen, losprijs, vrije aftocht) een gevoelig prestigeverlies. In aug. volgde weer een algemene staking, waar ditmaal de zakentop nadrukkelijk achterstond, uitlopend op een complete burgeroorlog in september.
De algemene eis was het aftreden van Somoza. Hierin werd de oppositie gesteund door Venezuela, Colombia, Panama, Costa Rica en Mexico. Achter Somoza stelden zich Guatemala, El Salvador en Honduras. De VS weifelden: steun aan hun trouwe bondgenoot zou afbreuk kunnen doen aan de kans op een politieke oplossing. In het voordeel van Somoza werkten de grote verdeeldheid van de oppositie en de superieure bewapening en training van de Nationale Garde die de opstand wreed neersloeg. Hele dorpen werden uitgemoord, en honderden mensen ‘verdwenen’. Aangezien Somoza en de oppositie lijnrecht tegenover elkaar staan, kan men niet erg optimistisch zijn over het slagen van de aangekondigde Amerikaanse bemiddeling, ook al heeft Somoza enkele concessies gedaan.
LITT. N.Macaulay, The Sandino affair (1967); H. L.Stimson, American policy in Nicaragua (1970); R.de Nogales, The looting of Nigaragua (1970); M. W.Helms, Asang; adapations to culture contact in a Moskito community (1971); G.Lasserre, Les Amériques du centre (1974); M.W.Helms, Middle America; a culture history of heartland and frontiers (1975) M.W.Helms em F.O.Loveland (red.), Frontier adaptations in Lower Central America (1976).